Henze: Symfonie nr. 7; Ariosi su poesie di Torquato Tasso. Christiane Oelze (s) met het SWR Omroeporkest Baden-Baden en Freiburg o.l.v. Sylvain Cambreling. Hänssler 93047 (63’40”). 2001
Eigenlijk geen enkel werk kan de veranderlijke natuur van Hans Werner Henze’s productie samenvatten, maar deze cd van Hännsler symboliseert fraai de twee fysieke en spirituele thuislanden van een componist die zelfbewust de mantel der Duitse symfonie droeg toen hij de Alpen overstak naar het speelsere Italiaanse vocale temperament.
Henze has zijn zesde symfonie in 1969 op het hoogtepunt van zijn politieke activisme in Cuba geschreven en wees daarmee duidelijk op een verwerping van de Duitse geschiedenis, met name het fascisme dat hij verachtte in de persoon van zijn vader en tevens de heilige koe van de traditie.
Toen het Berlijns filharmonisch orkest (dat het werk pas in 2006 onder Marek Janowski op Wergo WER 6721-2 opnam) in 1983 opdracht gaf voor een Zevende, bleken deze veronderstellingen onjuist: het werd een ‘Duitse symfonie die over Duitse zaken gaat”. En die tevens Henze’s laatste periode inleidde, op vergelijkbare wijze als hij Richard Strauss door de overdadige verzoening met het verleden.
De vier delen snelle naar een hoogtepunt van vernietigende grauwheid. De dans uit het eerste deel tuimelt van de ene ramp in de andere – hoewel de pure energie van Beethovens Zevende misschien op de achtergrond nog aanwezig is.
Het tweede deel, ‘begrafenisode’ eindigt uiteindelijk in Blauwbaards ‘meer van tranen’: de Bartók die zoveel energie gaf aan Henze’s vroegere composities is nooit echt helemaal verdwenen.
Een scherzo, net zo zwart als eentje van Mahler, leidt de finale in: een orkestrale toonzetting van een gedicht van Hölderlin, ‘een laatste apocalyptisch visioen van een koude en sprakeloze wereld zonder menselijk leven’.
Deze symfonie mag dan niet het beste werk van Henze zijn – die moeten we eerder zoeken in de jaren zestig met Tristan, Elegy for young lovers en The raft of Medusa – maar de symfonie laat ook een diepe indruk achter.
Simon Rattle maakte een mooie alternatieve opname van deze symfonie (EMI 754.762-2) en combineerde deze met de Barcarola per grande orchestra met veel passie gespeeld.
De Ariosi uit 1963 vormen een mooi gezongen aanzienlijk vriendelijker en milder slot van de Hänssler schijf.