Händel: Giove in Argo HWV. A14. Anicio Zorzi Giustiniani (t), Ann Hallenberg (ms), Vito Priante (bs), Theodora Bka (mz), Karina Gauvin (s), Johannes Weisser (b) met Il complesso barocco o.l.v. Alan Curtis. Virgin 723.116-2 (2u. 36’50”). 2010
Tijdenlang dacht men dat veel van het materiaal van Händels pastiche Giove in Argo (Jupiter in Argos) uit 1739 verloren was geraakt. Het ging daarbij vooral om twee belangrijke aria’s en de recitatieven voor twee aktes.
Het heeft de maken met de moeilijke periode die Händel toen doormaakte. Het ging niet zo goed met de door het graaf van Middlesex opgerichte operagezelschap (waarin diens maîtresse Lucia Paichi zong). Het publiek liet het nogal afweten en ook andere werken als Oreste, Alessandro Severo, Imeneo en Deidamia waren geen succes.
In 2000 ontdekte de Amerikaanse musicoloog John Roberts de ontbrekende aria’s ‘Ombra che pallida’ en ‘Questa d’un fido amore’ (die feitelijk van Händels jongere collega Francesco Araja uit diens Lucio Vero bleken te zijn) en ‘construeerde’ hij stijlvol de ontbrekende recitatieven. Het zo ontstane volledige werk werd als eerste in 2007 door Curtis uitgevoerd en drie jaar later kreeg deze de gelegenheid om het vast te leggen.
De zich in een pastorale sfeer voltrekkende nogal dwaze handeling op een libretto voor een opera van Lotti die Händel twintig jaar eerder in Dresden had gezien, gaat over de amoureuze avonturen van Giove waarin zowel Isis (de latere echtgenote van de Egyptische koning Osiris) als de nimf Calisto, een volgelinge van de godin Diana een belangrijke rol spelen. Ook bij de muziek gaat het om een pastiche van brokken uit twaalf vroegere werken uit de periode 1712/38. Maar er was ook wat nieuw materiaal en als geheel ontstond toch een aangenaam mooi werk.
De toch al niet steeds logische handeling wordt enigszins verder vertroebeld door de herontdekte aria’s, maar leidt ook tot mooie momenten zoals de ontmoeting van Calisto met Diana.
De als herder vermomde Giove wordt met een innemend, mild stemgeluid gezongen door de jonge tenor Anicio Zorzi Giustianini - luister naar zijn ‘Semplicetto! A donna credi?’ - terwijl de personen waarop hij zijn zinnen heeft gezet, Iside en Calisto door respectievelijk mezzo Ann Hallenberg en sopraan Karina Gauvin worden vertolkt. Hallenberg toont een fijn afgestemd dramatisch gevoel en brengt om te beginnen alle mogelijke expressie in de begeleide recitatieven van Iside. Maar ook het vuurwerk dat van haar in deze rol wordt verwacht is aanwezig. Heel overtuigend is ze als voorbeeld in ‘Nel passar da un laccio’. Colraturen komen moeiteloos tot stand, versieringen hebben een natuurlijk karakter.
De veelzijdigheid van Karia Gauvins heldere sopraan blijkt goed in de lieflijke siciliano ‘Già sai che l’usignol’ enerzijds en felle aria ‘Tutta raccolta ancor’ anderzijds. Wel had de scheepsstormaria ‘Combattuta da due venti’ wat dramatischer gekund, maar dat ligt meer aan Curtis’ matige tempo.
Mezzo Theodora Baka zorgt als bekoorlijke, vrij donker getimbreerde gracieuze Diana ook voor een hoogtepunt in haar aria ‘Non ingannarmi’.
De wendbare bas Vito Priante vertegenwoordigt de schaapherder Erasto die later de koning van Egypte blijkt te zijn. Johannes Weisser vervult de kleine rol van de tiran Licaone. Curtis zorgt voor een passend vriendelijke, speelse begeleiding.
De opname uit 2007 van Tanya Aspelmeyer, Lisa Tjalve e.a. met Concert royal Köln onder Matthias Beckert (Musicaphon M 56891) is hiermee achterhaald.