Hasse: Siroe, Re di Persia. Max Emanuel Cencic (ct, Siroe), Julia Lezhneva (ms, Laodice), Franco Fagioli (ct, Medarse), Mary-Ellen Nesi (ms, Medira), Juan Sancho (t. Cosroe), Lauren Snouffer (s, Arasse) met Armonia Atenea o.l.v. George Petrou. Decca 478.6768 (2 cd’s, 2u. 50’28”). 2014
Het blijft een merkwaardig feit in de muziekhistorie dat Adolf Hasse (1699-1783) die in zijn tijd als een der belangrijkste operacomponisten gold, na zijn dood een paar eeuwen vergeten werd. Als je een kenner in het midden van de achttiende eeuw had gevraagd wie de grootste levende operacomponist was, zou die vrijwel zeker Hasse hebben genoemd. Intussen is Hasse herontdekt en trekt zijn werk meer aandacht.
Samen met zijn vrouw, de destijds beroemde Faustina Bordoni reisde de componist door Europa, bij voorkeur naar Italië. Daar ging in 1733 zijn opera Siroe, Re di Persia op libretto van Metastasio in première met niemand minder dan de nog beroemder castraten Farinelli en Caffarelli.
De handeling die zoals zo vaak gaat over de strijd tussen goed en kwaad, heeft iets weg van Mozarts Mitridate waarin ook moet worden gekozen tussen een goede en een slechte zoon van koning Cosroe.
In 1763 maakte Hasse een nieuwe bekorte versie van het werk voor het Saksische hof van Frederik Augustus in Dresden waar hij toen in dienst was, maar de omstandigheden waren hem niet welgezind. In de Zevenjarige Oorlog waren grote verwoestingen aangericht, het operatheater had gediend als munitiemagazijn, Hasse’s huis lag in puin en door geldgebrek genoopt kreeg hij zijn ontslag en week uit naar Wenen.
Bondigheid is in deze opera niet gegeven. De volledige oorspronkelijke versie vergde in 2008 bij een opvoering in Londen vier uur. Gelukkig is op deze cd’s daarom de versie 1763 vastgelegd, maar zelfs daarin zijn waarschijnlijk coupures aangebracht. Voor de titelrol van Siroe bleven maar drie aria’s over en verder is een recitatief uit Händels Siroe ingelast en een aria van Hasse’s Tito Vespasiano toegevoegd.
Ondanks de genoemde kleine bezwaren is sprake van een prachtige uitvoering. Koning Cosroe wordt gezongen met enige scherpte door Juan Sancho, zijn ene zoon Siroe door Max Emanuel Cencic, de andere, Medarse door Franco Fagioli. Julia Lezhneva is Laodice die verliefd is op Siroe. Ook Mary Ellen Nesi als Emir is verliefd op hem, maar is uit op wraak en doet zich vermomd als man voor. Tenslotte is daar Lauren Snouffer als (vrouwelijke) generaal in het Perzische leger.
De onbetwiste ster van het ensemble is de afgewezen minnares Julia Lezhneva die vocaaltechnisch, expressief en acterend alle vereiste kwaliteiten toont. Maar ook Mary-Ellen Nesi beschikt over spectaculaire eigenschappen. De beide castraatrollen van de zonen Siroe en Medarse worden door beide countertenoren erg goed (wat de heel expressieve Cencic betreft) tot redelijk (wat de met teveel vibrato zingende Fagioli aangaat). Een pluim tenslotte voor de Arasse van Snouffer en de briljant-virtuoze begeleidingen van Petrou. Dat de opname in Athene werd gemaakt na een aantal zaalproducties betaalt zich uit in hecht ensemblewerk en een gevoel van dramatische urgentie dat zelfs de lange recitatieven draaglijk maakt.