Händel: Vioolsonates in g op. 1/10 HWV 368 in g op. op. 1/6 HWV 364a, in G HWV 358, in F op. 1/12 HWV. 370, in E op. 1/15 HWV. 373, in d op.1/1 HWV 359a, in D op. 1/13 HWV 371, in A op. 1/14 HWV 372, in A op. 1/3 HWV 361, in c HWV 412; Andante in c HWV 412; Allegro in c HWV 408. Ariadne Daskalakis (v), Rainer Zipperling (vc) en Gerald Hambitzer (kl). Naxos 8.572245 (67’23”). 2009
Onzekerheid en onduidelijkheid heerst over de behoorlijke reeks vioolsonates van Händel. Noch de componist zelf, noch zijn uitgever John Walsh verschafte zekerheid bij de publicatie van deze werken wat de kwestie van de ware authenticiteit betreft en gaf evenmin duidelijk aan hoe de begeleiding van deze vioolsonates moet zijn. Maar met zekerheid staat vast dat tenminste vijf van deze sonates werkelijk van Händel zijn. Wat niet wegneemt dat ook de dubieuze sonates en beide aparte delen best de moeite waard zijn.
Haast meer nog dan in de uitvoering door Andrew Manze en Richard Egarr (Harmonia Mundi HMU 90.7259) stromen deze vertolkingen van Daskalakis en haar beide collega’s van de Keulse Muziekhogeschool over van frisse vitaliteit en verbeeldingskracht. Die volledige b.c. bezetting past ook beter dan alleen Egarrs klavecimbel. Melodische ideeën worden bekoorlijk gepresenteerd, de melodielijnen zingen en dat de tempi over het geheel genomen wat rustiger zijn dan bij Manze komt de muziek ook ten goede. Fijn dat ook de twee losse delen zijn meegenomen; HWV 373 behoort zelfs tot de hoogtepunten.
Gelukkig slaagde ook de opname heel goed in het vinden van een juiste balans tussen de instrumenten en een goede dosering van de ruimtelijkheid met de viool als duidelijk middelpunt.
Het begrip ‘routine’ schijnt in het woordenboek van Daskalakis niet voor te komen. Zo werd dit een begerenswaardige kamermuziekopname waarin de drie musici elkaar volmaakt aanvullen.