Händel: Rodelinda HWV 19. Sonia Ganessi (s. Rodelinda), Franco Fagioli (ct., Bertarido), Paolo Fanale (t., Grimoaldo) e.a. met het Orchestra internazionale d’Italia o.l.v. Diego Fasolis. Dynamic CDS 7724/1, 2 (2 cd’s., 2u. 36’44”).
Händels zevende opera voor de Royal Academy of Music, Rodelinda, was een doorslaand succes. Het verhaal speelt zich af in de zevende eeuw in Lombardije. Koningin Rodelinda wordt belaagd door Grimoaldo die de Milanese troon bezet welke eigenlijk aan haar man Bertarido toekomt. De hoofdrollen werden destijds vertolkt door de castraat Senesino en de sopraan Francesca Cuzzoni.
De ingewikkelde handeling neemt de luisteraar mee door drie nogal lange bedrijven met opwindende en ontroerende aria’s. Vooral de rol van Rodelinda is met emoties geladen, van weeklachten tot verzet, van echtelijk verlangen tot ongebreidelde vreugde.
Tot de mooiste aria’s van haar echtgenoot behoort ‘Dove sei?’ waarin hij zingt over zijn pijn om niet bij Rodelinda te kunnen zijn. Verder ook ‘Chi di voi’, aan het begin van een gevangenisscène die moeilijk te overtreffen is in aandoenlijkheid. In het laatste tafereel van de tweede akte laat Händel een zeer dreigende en hartverscheurende confrontatie plaatsvinden. Grimoaldo vertelt Rodelinda in een overdonderende aria dat haar man moet sterven. Rodelinda en Bertarido die veronderstellen dat nu hun einde is gekomen. Ze verklaren elkaar hun onsterfelijke liefde in een van Händels aangrijpendste sombere duetten, ‘Io t’abbraccio’.
Van deze opera bestond al een heel goede opname van Alan Curtis (Archiv 477.5391), mar het echte ‘italiantà gehalte is bij Diego Fasolis nog wat duidelijker aanwezig en zijn zangers vormen een hecht, hoogwaardig zingend team, terwijl bij Curtis sprake was van een paar zwakkere stellen (de alt Mijaniovic als Bertarido in plaats van een castraat) bijvoorbeeld. Daarom dus toch een voorkeur voor de historische juistere Fasolis.