Händel: Pianoconcerten op. 4 nr. 1-6 HWV 289/294. Matthias Kirschnereit net de Deutsche Kammerakademie Neuss o.l.v. Lavard Skou-Larsen. CPO 777.837-2 (67’32”). 2013
Händel: Orgelconcerten in F HWV. 295 ‘De koekoek en de nachtegaal’, in A HWV. 296, in d HWV 304, in F HWV, 305a. Matthias Kirschnereit net de Deutsche Kammerakademie Neuss o.l.v. Lavard Skou-Larsen. CPO 777.854-2 (55’21”). 2013
Händel: Pianoconcerten op. 7 nr. 1-6 HWV. 306/311. Matthias Kirschnereit net de Deutsche Kammerakademie Neuss o.l.v. Lavard Skou-Larsen. CPO 777.855-2 (75’02”). 2014
Van Sir John Hawkins, een tijdgenoot van Händel, is deze beschrijving van de componist aan het orgel: “Zijn verbluffende beheersing van het instrument, de grandeur en waardigheid van zijn stijl, de vruchtbaarheid van zijn verbeelding en zijn inventiviteit zijn kwaliteiten die ongeëvenaard zijn”.
Het plezier dat Händel aan improviseren had, is cruciaal voor zijn beste werken waarin het orgel is betrokken. Het is de vorm van de muziek voor toetsinstrument waaraan hij zich na 1730 wijdde. Deze concerten waren geschreven om op orgel of klavecimbel te worden gespeeld omdat de Engelse orgels uit die tijd als regel maar éën manuaal en geen pedalen hadden in tegenstelling tot hun zwaarder uitgevoerde continentale soortgenoten.
Als consequentie is de textuur van deze concerten erg transparant. Menige passage is als skelet gelaten met de bedoeling om daar te improviseren. De improvisatiekunst moet de vertolker eigen zijn om deze composities geheel tot leven te wekken.
Tot op heden hadden we bij volledige opnamen van de zestien orgelconcerten (waarbij op. 4/6 ook als harpconcert te boek staat) te maken met de beste uitvoeringen van deze concerten door mensen als Paul Nicholson (org) en Frances Kelly (hrp) met Brandenburg Consort o.l.v. Roy Goodman (Hyperion CDA 67291/2).
Maar tot voor kort ontbrak het aan uitgaven waarin ook een ander toetsinstrument werd ingezet. Nu is daar Matthias Kirschnereit die maar meteen de stadia van klavecimbel en fortepiano overslaat en een piano gebruikt. Natuurlijk verandert daardoor het karakter van de muziek. In dit geval is sprake van veel winst, want Kirschnereit is een fijnzinnige en verbeeldingsvolle pianist, die dat eerder als demonstreerde in opnamen van pianoconcerten en pianowerken van Mozart via Schubert en Mendelssohn tot Shostakovitch.
Hier kan hij zich uitleven in fantasievolle versieringen, het gebruik van meerdere toonkleuren en dat alles met een lichte toets. Dat is vanaf het begin en in de finale van het eerste concert op. 4/1 hoorbaar.
Het klein bezette orkest volgt hem zonder pretenties van authenticiteit mooi levendig nuancerend.