CD Recensies

HARRIS: VIOOLCONCERT

Harris: Vioolconcert; Adams: Vioolconcert. Tamsin Waley-Cohen met het BBC symfonie orkest o.l.v. Andrew Litton. Signum SIGCD 468 (62’24”). 2015

 

Roy Harris (1898-1979) beweerde dat hij was geboren op de prairies van Oklahoma, in een door zijn vader gebouwde blokhut. Of  dit een door hemzelf bedachte legende is, doet er minder toe; dat Harris zichzelf als Amerikaanse pionier zag, des te meer. 

Zoals veel componisten van zijn generatie studeerde hij in Parijs bij Nadia Boulanger. Maar in tegenstelling tot zijn medestudenten verzette hij zich openlijk tegen Boulangers studiemethode. Hij wilde alles op zijn manier doen of helemaal niet.

Had Harris voldoende talent om die houding te rechtvaardigen? Genoeg invloedrijke musici dachten van wel; Serge Koussevitzky was de stimulerendste onder hen.

Zijn vioolconcert uit 1949 is een eendelig, ongeveer 28 minuten durend werk waarin ‘lange frasen en orkestrale koralen een ondergrond verzorgen waarop de viool dansachtige variaties speelt’. Het is in de vorm van een variatiewerk op een lang, serieus thema gegoten. Het thema wordt in het midden van het werk even stukgescheurd en vervangen door een dansant deel met de viool in de rol van een volks fiedel. 

Het werk bevat prachtige gedeelten, maar is wel wat onsamenhangend en lang uitgevallen voor wat het te bieden heeft en het kan nogal diffuus klinken. 

Tijdens Harris’ leven is het werk nooit uitgevoerd. Daarvan kwam het pas in 1984.  Er bestond wel vrij onbekende opnamen van, van Gregory Fulkerston (Albany AR 012) uit 1988, maar we mogen rustig aannemen dat de componist meer in zijn schik zou zijn geweest als hij nog deze briljant en met veel vuur en engagement gespeelde vertolking door de jonge Engelse Tamsin Waley-Cohen had kunnen horen. Met een stevige aanpak is ze heer en meester over het veeleisende werk.

Gelukkig geldt dat ook voor haar interpretatie van het vioolconcert van Adams uit 1993 dat volgens de componist een ‘hypermelodie’ is omdat de solist in het ongeveer vijfendertig durende, veelgelaagde werk voortdurend met lange frasen bezig is. 

Het tweede deel van het concert van Adams is een chaconne met de titel ‘Body through which the dream flows’.

Viooltechnisch gezien staat Tamsin Waley-Cohen ver genoeg boven de materie om de verdraaid lastige solopartij glans en inhoud te geven. Ze overtuigt meer dan de niet bijster geïnspireerde Gidon Kremer (Nonesuch 7559-79360-2) en minstens zou goed als die andere jonge Engelse, Chloë Hanslip (Naxos 8.559302) op een wonderlijk samengestelde verzamelplaat en Robert McDuffie (Telarc CD 80494).

Ook de haast bedwelmend door Litton gerealiseerde orkestbegeleiding draagt veel aan het succes van deze uitgave bij.