Hindemith: Strijktrio’s nr. 1 op 34 en 2; Schönberg: Strijktrio op. 45. Trio Zimmermann. BIS SACD 2207 (60’00”). 2015/6
In aanmerking genomen dat viool, altviool en cello zulke dragende krachten in een orkest zijn, verbaast het eigenlijk dat niet meer trio’s voor deze combinatie zijn geschreven, zeker in verhouding tot de vele strijkkwartetten en pianotrio’s. Haydn leverde drie bijdragen in op. 53, Mozart droeg het Divertimento KV. 563 bij, Beethoven is met een vijftal uit op. 3, 8 en 9 (louter jeugdweken) vertegenwoordigd en daarna - even niet naar mogelijke anderen omkijkend - maken we een sprong naar Schönberg, Hindemith en Weinberg.
Strijktrio nr. 1 van Hindemith uit 1924 was het werk van een onruststoker die als een radicaal werd aangezien. De tijden zijn veranderd, want voor huidige, aan andere extremen gewende oren, doet het werk nu vrij tam aan. Zin tweede trio ontstond negen jaar later voor het trio dat hij had gevormd met violist Szymon Goldberg en cellist Emanuel Feuerman en ook dat biedt geen vreemde verrassingen.
Fijn dat het uit Frank Peter Zimmermann (v), Antoine Tamestit (va) en Christian Poltéra (vc) bestaande Zimmermann trio deze voor hen niet lastige werken met zoveel vaart, energie en met zoveel aandacht voor details speelt.
Schönbergs trio uit 1947 is met zijn voortdurend wisselende stemmingen en zijn op de rand van desintegratie balancerende structuren een heel wat pittiger kluif. Het wekt veel bewondering dat Zimmerman c.s. dit werk zo zorgvuldig openlegt en de complexiteit zo goed mogelijk inzichtelijk maakt van af het explosieve begin tot het weifelende slot. Knappe prestaties.