Händel: Messiah HWV. 56. Sandrine Piau (s), Katherine Waltson (s), Anthea Pichanick (a), Rupert Charlesworth (t) en Andreas Wolf (b) met Le concert spirituel o.l.v. Hervé Niquet. Alpha 362 (2 cd’s, 1u. 56’22”). 2016
Eind jaren 1740 overwoog Händel, de gevierdste van een stel getalenteerde immigranten die de gelederen van van de componisten in Engeland verrijkten, het land te verlaten. Tegenover zijn zijn enorme successen in het theater stonden de veranderende smaak van het publiek en de rivaliteit van een ander operagezelschap. Het was de letterkundige Charles Jennens die Händel overhaalde om zich weer op het oratorium te storten.
Wat Jennens Händel aanbood, was een ietwat revolutionair schema: een ambitieuze oratoriumtekst in drie delen, gebaseerd op het Oude en het Nieuwe Testament (en de anglicaanse liturgie) met een verhaal dat alle belangrijke christelijke feesten omvat.
Händel moet daarover enthousiast zijn geweest, want de muziek die hij hierbij schreef werd met grote snelheid geschreven; het grootschalige oratorium draagt daar echter geen sporen van en geniet sinds de ontstaanstijd de status van nationaal icoon.
Er bestaan - zie de Vergelijkende Discografie - al tientallen opnamen van de Messiah, van monumentale vertolkingen door Beecham, compleet met bekkens geherorkestreerd, via Victoriaanse van Sargent met het Huddersfield koor tot lichtere, authentieke versies met kleine koren, minder en quasi oude instrumenten van Pinnock, Christie, Minkowski, Jacobs en anderen. Meestal volgden zij de eerste versies van het werk die kort na 1742 ontstonden.
Maar zoals Niquet is het programmaboekje toelicht, was Händel wanneer hij ergens een uitvoering gaf, afhankelijk van wat de plaatselijke muziekkrachten te bieden hadden. Zo moest hij werken met solisten van wisselend niveau, mest soms ook wijzigingen in de partituur aanbrengen. Dat leidde tot wel een dozijn min of meer verschillende Messiah’s.
De hier gebruikte Foundling Hospital versie 1754 is bijzonder omdat daarin vijf in plaats van vier zangers worden gebruikt. Bovendien trekt de dirigent het werk wat duidelijker in de operasfeer.
Van Niquet is bekend dat hij meestal voortvarend te wek gaat, maar wel de vereiste stilistische voorwaarden in acht neemt. Hij beschikt over een goed stel solisten, waarvan de meesten ook wel hun sporen in de opera hebben verdiend.
In het eerste recitatief ‘Comfort ye’ weet Rupert Charlesworth meteen de juiste heftige verwachtingsvolle sfeer te wekken. De dirigent schept een sfeer van een bijzondere gelegenheid die van vitaal belang is voor dit werk dat zich onder zijn handen ontwikkelt vanuit een sfeer van gravitas tot feestelijke viering. Zoel dramatische impact als gevoel van vreugde komen mooi naar voren.
Vergelijk Niquet met de rest, in het bijzonder met Butt (Linn CKD 285) en Haïm (Erato 2564-62405-12).