Halévy: La reine de Chypre. Véronique Gens (s., Catarina Cornaro), Cyrille Dubois (t., Gérard de Couchy), Étienne Dupuis (b., Jacques de Lusignan), Éric Huchet (t., Mocenigo), Christophorus Stamboglis (bs., Andréá Cornaro ) e.a. met het Vlaams omroepkoor en het Parijs’ kamerorkest o.l.v. Hervé Niquet. Ediciones singullares ES 1032 (2 cd’s, 2u., 34’46”). 2017
Jacques Fromental Halévy (1799-1862), vooral bekend met zijn opera La Juive, was met Meyerbeer een van de grondleggers van de ‘grand opéra’ waarin historische onderwerpen tot waren spektakels werden uitgebouwd. Zo’n zeven jaar later in 1841 componeerde hij de succesvolle opera La reine de Chypre op een libretto van Saint-Georges over de huwelijksperikelen rondom de Cypriotische koning James II.
Catarina Cornaro behoorde tot een machtige Venetiaanse familie die belangen heeft op Cyprus. Ze was getrouwd met de Franse koning van Cyprus die waarschijnlijk door de Venetianen werd vergiftigd. Nadat zij als een marionet vijftien jaar had doorgeregeerd, werd ze gedwongen af te treden en werd Cyprus deel van het Venetiaanse rijk.
De eigenlijke schurk in de opera is Venetië, belichaamd in de sinistere figuur Mocénigo. Die belet Catarina om te trouwen met de Franse ridder Gèrard die haar oom Andréa te vertellen dat dat hij vreest dat de gevreesde Raad van Tien haar zal dwingen met de Franse koning Jacques de Lusignan te huwen.
Dan verplaatst de handeling zich naar Cyprus waar Lusignan Gérard redt van Mocénigo’s sluipmoordenaars. Wanner Gérard probeert om tijdens de huwelijkplechtigheden zij rivaal te doden, spaart Lusignan zijn leven. Twee jaar later duikt Gérard op van Rhodos als een ridder van de Johanniter orde. Mocénig wordt gearresteerd en de stervende Lusignan staat hem toe actie te voeren tegen de invasie van de Venetianen. De weduwe Catarina toont tot slot haar zoontje als nieuwe koning terwijl Gérard en zin ridders wegzeilen. Complex verhaal met veel verwikkelingen.
In 1844 schreef Donizetti zijn Catarina Cornaro. Bijvoorbeeld te horen met Montserrat Caballé, en José Carreras (Foyer 2 CF 2048).
Als enige vrouw in de rolbezetting had men geen betere keuze kunnen maken dan die voor de geweldige Véronique Gens. Haar grote muzikaliteit en haar inzet zijn even groot als haar dramatische kracht. Naast haar is Cyrille Dubois een even overtuigende Gérard, dat blijkt al gauw uit hun eerste duet. De Lusignan van Étienne Dupuis klinkt fluwelig en elegant en Christophorus Stanboglios leent met zijn zware, donkere stem waardigheid aan de nobele Andréa Cornaro. Tot slot is Éric Huchet de boef Mocénigo ten voeten uit.
Veel waardering ook voor het Vlaamse omroepkoor en grote lof voor de briljante en doorleefde manier waarop Hervé Niquet het geheel bestiert.
Het was destijds Wagner die over deze opera zei: ’Nobel, vol gevoel en zelfs vernieuwend en inspirerend’.