Händel: Orgelconcerten op. 4 nr. 1 in g op. 4/1, HWV. 289, nr, 2 in Bes op. 4/2 HWV. 290, nr. 3 in g op. 4/3 HWV. 291, 4 in F op. 4/4, HWV. 292 nr. 5 in F op. 4/5 HWV. 293, nr. 6 in Bes op. 4/6 HWV. 294, nr. 7 in Bes op. 7/1, HWV. 306, nr. 9 in in Bes op. 7/3 HWV. 308, nr. 10 in d p. 7/4 HWV. 309, nr. 11 in in g. op. 7/5 HWV. 310, nr. 12 in Bes op. 7/4, nr. 13 in F HWV. 295 ‘De koekoek en de nachtegaal’, nr. 14 un A HWV. 296; Srabande uit Klavecimbelsuite nr. 7 in g HWV. 432; Connesson: Pianoconcertino. Ragna Schirmer (fortep., piano, hammond orgel) met het Händel Festspiele orkest o.l.v. Bernhard Forck e.a.. Berlin Classics BC 300554 (3u., 39’38”). 2013
Händel schreef al in 1707 een rudimentair orgelconcert voor zijn Romeinse oratorium Il trionfo del tempo e del disinganno waarvan hij het korte, maar opwindende allegro zelf speelde. Toen hij in Londen na 1732 terugkeerde naar de oratoriumvorm, koos hij opnieuw voor het orgel als be geleidingsinstrument en al spoedig ook als solo instrument.
Tegen 1735 was het gebruikelijk dat hij tussen de bedrijven van deze niet-geënsceneerde drama’s orgel speelde. Diverse delen uit de twaalf concerten die later als op. 4 en op. 7 werden uitgegeven, zijn slechts ten dele uitgeschreven omdat Händel ze improviseerde. De tweede reeks gaat daarin nog verder.
Naarmate hij blinder werd, liet hij hele delen weg en vulde de gaten met solo-improvisatie terwijl het orkest zweeg. De manier waarop uitvoerenden van nu die improvisatorische delen aanpakken, is daarom van essentieel belang bij een beoordeling van hun uitvoeringen.
Enkele van deze concerten zijn heel vertrouwd geworden. Een ervan heeft de bijnaam De koekoek en de nachtegaal vanwege de koekoeksroep die in het tweede deel klinkt onder een constante stroom hoge passages.
Oorspronkelijk was het laatste concert uit op. 4 voor harp bedoeld en volgde het in het oratorium Alexander’s feast direct na de tekst ’Timotheus… with flying fingers touch’d the lyre: the trembling notes ascend the sky and hev’nly joys inspire’.
Tot de mooiste opnamen van de originele werken behoort die van Paul Nicholson met The Brandenburg consort o.l.v. Roy Goodman (Hyperion CDA 67291, CDD 22052 2 cd’s), gevolgd door Simon Preston met The English concert o.l.v. Trevor Pinnock (Archiv 469.438-2) en David Halls met Sonnerie o.l.v. Monica Huggett (Avie AV 2055).
De Duitse pianiste Ragna Schirmer slaat op haar opname een heel andere, best interessante weg in. Als er dan niet al zoveel werd gearrangeerd en geïmproviseerd, waarom dan niet nog een stapje verder gaan en de piano of andere vergelijkbare toetsinstrumenten als solo instrument gebruiken?
Ze interpreteert op. 4 op een Walter fortepiano uit 1795 met het Händelfestspielorkest Halle, op. 7 inclusief De koekoek en de nachtegaal’ op een moderne Steinway met haar eigen ensemble DaCuore onder Andreas Seidel.
De grootste verrassing is tot het laatst op de derde cd bewaard: daar worden op. 4/6 en op. 7/4-6 nog eens door haar uitgevoerd maar nu op een hammond orgel in bewerkingen van Stefan Malzew en begeleid door een ‘cool’ 6-koppig rock/jazz ensemble met vibrafoon, trompet, flugelhorn, sopraan en tenorsax, trombone en drums, waarbij de soliste ditmaal alle versieringen weglaat.
Onderweg speelt ze ook het eigentijdse Pianoconcertino van de Fransman Guillaume Connesson op cd 2.
Het gebruik van sterk schommelende tempi en royaal rubato en de opvallende versieringen zullen puristen een doorn in het oor zijn, maar als je deze concerten toch al manipuleert, waarom dan niet ook eens zo? Dan frappeert op. 4/4 met in plaats van een orgelsolo drie virtuoze houtblazers ook niet. In op. 7/2 horen we een nogal anachronistische cadens van Jens Schlichting.
Er wordt hoorbaar met groot engagement en veel plezier gespeeld en zo’n Händel ‘verkeerd’ is voor een keer best aardig.
In 2008 had Schirmer (1972) trouwens al de volledige Klavecimbelsuites van Händel opgenomen (Berlin Classics BC 1654-2, 3 cd’s).