Haydn: Strijkkwartetten nr. 23-28 Zonkwartetten H. III/31-36. Doric kwartet. Chandos CHAN 10831 (2 cd’s, 1u., 30’04”). 2013
Met de zes Strijkkwartetten op. 20 bracht Haydn in 1772 deze vorm tot wasdom: alle vier de instrumenten worden als gelijkwaardige stemmen behandeld (met de cello soms zelfs even als solo-instrument) en het muziekmateriaal is complexer dan voorheen. Zowel in harmonisch als in ritmisch opzicht en in de grondige manier waarop de basisideeën worden ontwikkeld.
In feite zijn het misschien wel de meest intellectuele en diepgravende Strijkkwartetten van deze componist met een sterke nadruk op contrapunt en met verschillende finales in de fugavorm.
Maar ze vertegenwoordigen onderling ook heel gevarieerde stemmingen. Jet tweede kwartet klinkt heel rijp, zeker in het langzame deel. Nummer 4 geeft blijkt van een stralende vreugde terwijl nr. 5 het meest verstild en melancholiek van de hele serie is.
Er bestonden al heel mooie opnamen van op. 20 door het Quatuor mosaïques (Astrée E 8784) en het Kodály kwartet (Naxos 8.550701/2), maar nu komt het uit Alex Redingon en Jonathan Stone (v), Hélène Clément (va) en John Myerscough (vc) bestaande Doric kwartet met een eveneens geconcentreerde, vervoerde lezing waarin de individualiteit van de stemmen tot zijn recht komt.
Dat blijkt meteen in het allereerste Allegro moderato. Met vibrato wordt terughoudend omgegaan. Een hoogtepunt is het adagio uit nr. 2 met zijn aria-achtige lange cantilenen. De slotfuga’s van nr. 2, 5 en 6 worden keurig naar voorschrift sempre sotto voce stilletjes uitgevoerd.
Als geheel een bijzonder geslaagd project. De bijnaam Zonkwartetten heeft overigens niets met een muzikale eigenschap te maken, maar slaat op de rijzende zon die op de eerste uitgave is afgedrukt.