Hindemith: Marienleben, Das op. 27 nr. 1-15. Rachel Harnisch (s) en Jan Philip Schulze (p). Naxos 8.573423 (64’55”). 2014
De werkelijk grootse, meest Duitstalige liederencycli uit de eerste helft van de twintigste eeuw zijn op de vingers van één hand te tellen: Mahlers Kindertoten- en Rückert liederen, Schönbergs Das Buch der hängenden Gärten en Eislers Hollywood Songbook. Maar ook Hindemiths Das Marienleben uit 1923 behoort daar beslist bij. Daarvoor zette hij 15 gedichten van Rilke uit 1913 op muziek.
Het werk ontstond in de periode dat Hindemith van zijn soms provocerende expressionisme overging op Nieuwe Zakelijkheid. Deze liederen tonen aan, hoe radicaal die verandering was.
De toonzetting van het vijfde lied, ‘Argwohn Josephs’ en van het elfde, ‘Pietà’ tonen dat duidelijk aan in hun uitingen van extreme gevoelens, terwijl nr. 14 ‘Vom Tode Maria 2’ een veel meer ontspannen indruk maakt. De componist stelt best zware eigen aan de uitvoerenden. Maar de kracht van de cyclus is voortdurend speurbaar.
Glenn Gould vond het een meesterwerk en nam het in de jaren zestig op met Roxolana Roslak (Sony SM2K 52674, 2 cd’s). Later zorgden zowel Maria Boog en Michael Lakner (CPO 777/817-2) als Julia Banse met Martin Helmchen (Alpha 398) zich onder de betere vertolkers en nu voegen ook de Zwitserse Rachel Harnisch en haar goede begeleider Jan Philip Schulze bij hen. Zij gebruiken niet de vroege versie uit 1923, maar die uit 1948. Interessant om de kleine verschillen uit te zoeken.