Henze: Cantate Being beauteous; Kammermusik 1958 ‘In lieblicher Bläue’. Anna Prohaska (s), Sophia Whitson (hrp), Andreas Grünkorn (vc), Fabian Diederichs (vc), Katharina Kühl (vc), Valentin Priebus (vc) o.l.v. Peter Ruzicka, c.q. Peter Gijsbertsen (t), Jürgen Ruck (git) met het NDR symfonie orkest o.l.v. Peter Ruzicka. Wergo WER 7334-2 (63’54”). 2013/5
De Cantate Being beauteous die Hans Werner Henze in 1963 componeerde op dit prozagedicht uit Les Illuminations van Rimbaud (die door Britten volledig werd gebruikt) nadat hij terugkwam uit de V.S., waar hij was getroffen door het nog steeds actuele thema van de grote verschillen tussen arm en rijk. In de tekst van Rimbaud zag hij overeenkomsten tussen overvloed en tekort en dat vond zijn neerslag in een lyrisch, maar wat eenzaam overkomend werk dat geleidelijk warmere trekken krijgt.
Een betere vertolking dan door Anna Prohaska is nauwelijks voorstelbaar met haar brede expressie em]n haar heldere dictie tot in het hoogste register toe, Vooral de harp zorgt voor veel toegevoegde waarde.
De Kammermusik 1958 bestaat uit dertien delen en eentje daarvan is Hölderelins ‘In lieblicher Bläue’. Henze werd tot dit werk geïnspireerd door een bezoek aan Griekenland en de confrontatie met de antieke wereld.Drie delen zijn gitaarsoli, drie delen zijn orkestraal en zes delen zijn voor tenor en orkest.
Het werk is opgedragen aan Benjamin Britten, die door Henze erg werd bewonderd en Peter Pears en Juiam Bream verzorgden de première in 1958. In 1963 voegde Henze nog een dertiende fragment toe, een orkestraal adagio. Het werk is vrij complex en licht dissonant, maar vertoont wel een zekere overeenkomst met Brittens Serenade voor tenor, hoorn en orkest. De Nederlandse tenor Peter Gijsbertsen en gitarist Jürgen Ruck zijn meer dan goe tegen de forse eisen van het werk opgewassen en Peter Ruzicka is als specialist in eigentijdse muziek een preciese en toegewijde begeleider.