Händel: Samson HWV. 57. Matthew Newlin (t., Samson), Klara Ek (s., Dalila), Lawrence Zazzo (ct., Micah), Luigi de Donato (bs., Manoah, Harapha), Julie Roset (s., Filistijnse en Israëlische vrouw) met het Kamerkoor Namen en het Millenium orkest o.l.v. Leonardo García Alarcón. Ricercar RIC 411 (2 cd’s, 2u., 28’45”). 2018
Vooral in Engeland behoort het oratorium Samson uit 1743 nog altijd tot Händels geliefdste werken, mogelijk omdat de tekst uit Miltons ‘Samson agonistes’ uit Paradise Lost (1671) daar beter bekend is dan overzee. Je kunt je afvragen of dat verdiend is, zeker in vergelijking met die andere grote oratoria uit de jaren 1740, Messiah en L’allegro, il penseroso ed il moderato.
Een verschil met de zeer volledige opname van John Butt (Linn CKD 599) is dat het koor uit Namen niet is aangevuld met jongensstemmen, maar de recitatieven zijn gelukkig niet gecoupeerd.
Matthew Newlin is een welsprekende Samson met een vrij lichte tenor, Klara Ek een verleidelijke, sensuele Dalila die heel mooi is in het hoogtepunt ‘Let the bright Seraphim’. Het is goed dat voor Micak aan countertenor aantreedt: Lawrence Zazzo neemt deze wat klaaglijke rol mooi voor zijn rekening nn is erg goed in zijn aria met koor ‘Return oh God of hosts’.
Als Manoah beschikt Luigi de Donato over een mooi ronde, warme stem zoals goed te horen is in ‘How willing my paternal love’. Ook de andere rollen zijn naar behoren bezet en het Millenium orkest, ook uit Namen, speelt mooi op ‘oude’ instrumenten.
Daarmee is dit de negende opname van dit oratorium geworden; een heel goede, maar vergelijk hem zekerheidshalve eens met die uitgave van John Butt die mogelijk net nog iets meer indruk maakt.