Händel: Apollo e Dafne HWV. 122, ‘Dunque sarà pur vero’ uit Agrippina HWV. 110; Cantate ‘Cuopre tal volta il cielo HWV. 98. Roberta Invernizzi (s) en Furio Zanasi (bs) met Le Risonanza o.l.v. Fabio Bonizzoni. Glossa GCD 921527 (71’37”). 2009
De dramatische cantate Apollo e Dafne uit 1710 heeft liefst achttien delen en behoort tot de mooiste vroege werken van Händel en is gebaseerd op een bekend verhaal uit Ovidius’ Metamorfosen. Dit werk werd in dezelfde tijd geschreven als Rinaldi en heeft net zo’n zwier en lyriek. Het werk bevat brute aria’s van Apollo die met een forse, rijpe stem worden gezonden door de bas Furio Zanasi en schitterende passages voor de nimf Dafne, ideaal voorgedragen door Roberta Invernizzi.
Maar haat nog meer valt de begeleiding op, want die is heel monter, kruidig en vervuld van dramatiek. Deze goede eigenschappen zijn ook terug te vinden inde andere cantate waarin we alleen de bas horen (dit werk is vierdelig). Uit Agrippina krijgen we omvangrijk het gedeelte ‘Dunque sarà pur vero’ te horen.
Als continuospeler weet Fabio Bonizzoni vanuit de baskant deze muziek vol lenen gestalte te geven. Maar de eigenlijke ster is Roberta Invernizzi. Er bestaan meerdere opnamen van Apollo e Dafne, bijvoorbeeld gezongen en gedirigeerd door Myrsini Margariti, Nikolay Borchev en Bernhard Forck (AVI 8553200), Nicola Wemyss, Tom Sol en Jed Wentz (Brilliant Classics 94600) en door Roberta Alexander, Thomas Hampson en Nikolaus Harnoncourt (Teldec 2292-44633-2), maar deze met Invernizzi is me het dierbaarst.