Händel: Acis and Galathea. Sophie Daneman (Galatea), Patricia Petibon (Damon), Paul Agnew (Acis), Joseph Cornwell (Coridon), Alan Ewing (Polyphemus) e.a. met Les Arts florissants o.l.v. William Christie. Erato 3984-25505-2 (2 cd’s, 90’). 1998
Zoals zo vaak bij Christie wordt Händel hier grondig bij zijn lurven gepakt. Om te beginnen brengt hij de bezetting aardig terug van dit werk dat successievelijk een opera. een serenade en een masque werd genoemd en dat nu de omvang zou moeten hebben die tijdens de première in Cannons, de residentie van de graaf van Carnarvon moet hebben gehad.
Het beperkte aantal uitvoerenden demonstreert – zoals ook doorgaans bij Christie – een enorme ensemblegeest en een streven om te schitteren. Het werk bevat mee van Händels mooiste muziek en hier in deze kamermuziekvertolking komt beter dan in de grootschaliger verklankingen van Gardiner (Archiv 423.406-2) en Marriner (Decca 452.973-2) het persoonlijke en het typische uit.
Alan Ewing is een heel goede Polyphemus, een levendig monster en Paul Agnew is een onbezorgd wilde Acis. Sophie Daneman met haar volle, rijke stem blijkt ideaal geschikt te zijn voor de rol van Galathea en de fluwelig klinkende apotheose van haar troost in ‘Heart, the seat of soft delight’ is een van de hoogtepunten uit deze verklanking.
een ander hoogtepunt is de aria met koor ‘Must I my Acis still bemoan’ waarin het koor dat Galathea smeekt heel mooi wordt geïntensiveerd door een solohobo. De hele interpretatie weet te ontroeren en ademt een en al elegance. Een Händelproductie van de hoogste orde.