Händel: Alcina. Renée Fleming (Alcina), Susan Graham (Ruggiero), Kathleen Kuhlmann (Bradamante). Timothy Robinson (Oronte), Natalie Dessay (Morgana), Juanita Lascarro (Oberto), Laurent Naouri (Melisso) met Les arts florissants o.l.v. William Christie. Erato 8573-80233-2 (3 cd’s, 190’57”). 1999
Alcina was ooit een glansrol van Joan Sutherland die deze opera ook opnam met haar man Bonynge in 1962 (Decca 433.723-2); later volgde een nog mooiere, stijlvollere opname met Arleen Auger en Hickox in 1985 (EMI 749.771-2).
En nu is er dan een derde, een ‘live’ productie vanuit de Parijse Opéra met alle goede eigenschappen van Christies aanpak en een sterbezetting; de bijgeluiden zijn verwaarloosbaar. Christie weet vooral ook alle gedachten aan eentonigheid in de lange reeksen da capo aria’s te vermijden en hij laat de recitatieven verlevendigen met versieringen. Niet alle zangers zijn aangeboren Händelvertolkers maar wat bijvoorbeeld Renée Fleming in de titelrol aan stijlvolle expressie verliest, compenseert ze met de pracht van haar stem, getuige haar grote aria uit de tweede akte ‘Ah! Mio cor!’. In de ‘hosenrolle’ van Ruggiero schittert Susan Graham als primo uomo en ze schittert in haar beide aria’s uit de eerste akte en de ene uit de derde; Natalie Dessay als Alcina’ zus Morgana is enorm briljant in ‘Tornami a vagheggiar’ en de kleinere rollen brengen geen teleurstellingen. Op het gebied van uniforme vocale pracht is er momenteel geen betere opname dan deze, maar als we het geheel beschouwen, overtuigen Hickox en de zijnen nog minstens even goed.