CD Recensies

HÄNDEL: RODELINDA

Händel: Rodelinda. Simone Kermes (Rodelinda), Marijana Mijanović (Bertarido), Steve Davislim (Grimoaldo), Sonia Prina (Eduige), Marie-Nicole Lemieux (Unulfo) en Vito Priante (Garibaldo) met Il complesso barocco o.l.v. Alan Curtis. Archiv 477.539-1 (3 cd’s, 192’26”). 2004

 

Met de intriges rond de dynastie van de verbannen Milanese koning Bertarido, diens achtervolgde koningin Rodelinda en zijn overweldiger Grimoaldo schreef Händel in 1725 een van zijn beste opera’s, vol geïnspireerde muziek en drama. Voor de zangers komt het erop aan dat ze ook de psychologische spanningen in hun voordracht integreren.

Zo moet Rodelinda in de ene na de andere aria haar hartzeer over de vermeende dood van haar echtgenoot, haar afwijzing van Grimoaldo’s ongewenste avances en aan het slot haar grote vreugde over Bertarido’s veilige terugkeer uiten. De jonge Simone Kermes lukt dat met haar heldere stem heel goed; ze zingt zuiver en doorleefd wat meteen al in haar eerste elegische aria treft.

Die koningsrol van Bertarido valt gewoonlijk ten deel aan een countertenor en het valt niet te ontkennen dat in een Glyndebourne productie uit 1998 die op een NVC Arts VHS band beschikbaar was Andreas Scholl in alle opzichten uitblonk in die hoedanigheid. Ook Daniel Taylor (Virgin 545.277-2) overtuigde in hoge mate, maar met mijn persoonlijke voorkeur  voor een ‘normale’ warme altstem (een vooroordeel jegens de meeste gekunstelde mannenstemmen geef ik graag toe) is Marijana Mijancović me hier toch principieel liever. Zij slaagt er met haar van nature donkere stem namelijk nog overtuigender in om met goed gedoseerd pathos een beeld te schetsen van een kwetsbare, oprechte monarch die ten onrechte is belasterd en die zijn echtgenote ondanks alles trouw is en blijft. Zij zingt zijn soms lastige, virtuositeit vergende aria’s, met als uitschieter haar ‘Dove zei’ heel fraai met een plooibare stem en ontroert sterk in het duet met Rodelend aan het eind van de tweede akte.

In sommige opzichten is Steven Davislam nog succesvoller, maar dat komt vooral omdat de elegante tiran Grimoaldo de enige is wiens karakter verandert tijdens het stuk. Met name zijn laatste aria slaagde heel fraai. Als de Iago-achtige schurk Garibaldo draagt basbariton Vito Priante veel zinnigs bij. Als intrigante Eduige is Sonia Prina, de zus van Bertarido ook erg spiritueel en dus geloofwaardig; Unulfo, de Lombardische nobelman en raadgever van Grimoaldo, is hier ook een alt in plaats van een countertenor, Marie-Nicole Lemieux en ze overtuigt eveneens in hoge mate.

Alan Curtis leidt zijn internationaal samengestelde Complesso barocco met soepele, doch vaste hand. Er wordt vlot, ongeaffecteerd gemusiceerd, de tempi zijn sensibel, ritmen hebben veerkracht en de baskant is stevig met een theorbe. Versieringen in de da capogedeelten zijn ook stijlvol en de gedurfdheid en drang van de muziek komen mooi uit. Een laatste pluspunt is dat hiernog het nagecomponeerde duet voor Rodelinda en Bertarido ‘D’ogni crudel martir’ is ingelast.

Het eindresultaat is homogener en dramatischer dan de op zichzelf ook best mooie Virginproductie en verdient dus een lichte voorkeur.