Haydn: Armida H. XXVIII/12. Cecilia Bartoli (Armida), Christoph Prégardien (Rinaldo), Patricia Petibon (Zelmira), Oliver Widmer (Idreno), Scot Weir (Ubaldo) en Marcus Schäfer (Clotarco) met Concentus musicus Wenen o.l.v. Nikolaus Harnoncourt. Teldec 8573-81108-2 (2 cd’s, 129’04”). 2000
Armida wordt wel beschouwd als Haydns mooiste opera; het werk is gebaseerd op een bekend klassiek gegeven dat ook door andere componisten als Salieri, Rossini en Dvorak is uitgewerkt. Wat in het werk van Haydn opvalt, is dat hij koos voor de opera seria stijl zonder buffo karakters, slechts weinig ensembles, maar daarentegen wel een groot aandeel secco recitatieven. De dramatische handeling is uitermate summier. Gedurende drie aktes verkeert Rinaldo onder de betovering van Armida ondanks alle pogingen van zijn mede kruisvaarders om hem tot de orde te roepen.
Maar dat statische karakter werpt juist een licht op de zuiver muzikale waarden en die zijn niet te versmaden. De tovenares zelf, Bartoli, moet een heel breed spectrum aan emoties uitdrukken van teerheid tot woede en dat lukt haar naar verwachting uitstekend. Prégardien als Rinaldo heeft een fraai legato ter beschikking en levert tot in het lagere register fraai passagewerk. De Idreno van Widmer is op flexibele wijze stoer en Petibons jeugdige charme past voortreffelijk bij Zelmira.
In 1978 maakte Antál Dorati in zijn volledige reeks Haydnopera’s al een opname van dit wek (Philips 432.438-2) en het opnieuw beluisteren daarvan leert dat Bartoli – nauwelijks als verrassing – Jessye Norman in de titelrol overtreft, maar dat de meeste andere rollen op Philips net nog wat beter zijn bezet. Wel is de temperamentvoller aanpak van Harnoncourt weer treffender dan de gelijkmatiger visie van Dorati. Moeilijke keus dus. De uitvoering op Philips is gelijkmatiger over de hele linie, naar de grote aantrekkingskracht van Teldec ligt besloten in het heel mooie aandeel van Bartoli en Harnoncourt.