Henze: Die Bassariden. Helmut Melchert (Tiresias), Ingeborg Hallstein (Autonoe), Kerstin Meyer (Agave), Kostas Paskalis (Pentheus), Loren Driscoll (Dionysus), Peter Lagger (Cadmus), Vera Little (Beroe) en William Dooley (kapitein) met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Christoph von Dohnanyi. Orfeo C 6050321 (2 cd’s).
Henze: Die Bassariden. Kenneth Riegel (Tiresias), Andreas Schmidt Penthoeus), Michael Burt (Dionysus), Robert Tear (Cadmus), William Murray (kapitein), Karan Armstrong (Autonoe), Celinda Lindsley (Agave) en Ortrun Wenkel (Beroe) met het Berlijns omroepkoor, het SWF kamerkoor en het Berlijns Radio symfonie orkest o.l.v. Gerd Albrecht. Schwann 314006 (2 cd’s). 1986
Wanneer we er terecht van uitgaan dat Hans Werner Henze zijn beste werken leverde in het genre van het muziektheater moet helaas worden vastgesteld dat juist dit het slechtst op cd is vertegenwoordigd. Zoals Decca zich ooit over het gestaag groeiende oeuvre van Britten ontfermde, deed DG dat een poos lang over de werken van Henze. Maar nadat in een laatste poging nog de ‘Henze Collection’ (DG 449.860-2, 14 cd’s) met Der junge Lord en El cimarrón was uitgebracht en een paar jaar geleden nog Undine (DG 453.467-2, 2 cd’s) en Moralitäten (DG 449.870-2) als een soort nageboorte verschenen, droogde de stroom op. Zodanig zelfs dat de DG catalogus 2005 geen enkele Henze cd meer bevat. Boulevard Solitude was slechts fragmentarisch beschikbaar (DG 447.115-2) en voor The English cat moest worden uitgeweken naar Wergo (WER 6204-2).
Vergeefs zal men ook elders zoeken naar Der Prinz von Homburg, König Hirsch, Elegie für junge Liebende; van eerstgenoemd werk circuleert wel een dvd-v versie op ArtHaus 100.164 van het Ensemble van de Beierse Staatsopera. Naar de rest van zijn in totaal ruim vijftien opera’s blijft het slechts gissen.
De intrige van de hier in het Duits gezongen opera is ontleend aan Euripdes’ stuk De Bacchanten en gaat over de machtsstrijd en de twist over morele waarden tussen de god Dionysos en Pentheus, de koning van Thebe. Het werk culmineert in de wrede moord op Pentheus door de bedwelmde aanhangers van Dionysos, waaronder zich ook Agave, de moeder van Pentheus bevindt.
Zoals dat voor alle Griekse tragedies geldt, is de onderliggende boodschap thans nog even relevant als vroeger. In het verhaal wordt gewaarschuwd tegen de gevaren van overdaad en overmatigheid bij de wijnconsumptie en orgies (Dionysos) en tegen de excessen van fanatisme die voortvloeien uit teveel autonomie en dogmatiek (Pentheus).
Dat alles komt prachtig naar voren in de tekstadaptatie van W.H. Auden en Chester Kallmann. In muzikaal opzicht is het werk een mooie synthese van Henze’s opera- en symfonische stijl. Die wordt ook weerspiegeld in de vierdelige vorm van het werk; in wezen kan men het ook beschouwen als een twee uur durende symfonie met stemmen. De rijke, gulle orkestratie en de lyrische inslag van The bassarids maken het werk uit 1965 wel een goed uitgangspunt om Henze’s muziek te exploreren.
Henze was vol lof over het libretto en stipuleerde ‘dat Auden het vermogen van de muziek om zichzelf te vergeten wonderwel begreep en daarmee de onbehouwenheid van de muzikale expressie’. Geen wonder dat die muziek zo bijzonder en expressief is. Agave’s pakkende beschrijving van haar eerste kennismaking met de cultus, de woeste jacht van de Bassariden en de verschijning van Agave met het hoofd van haar zoon zijn alle treffende episodes uit het stuk. Het conflict tussen rationaliteit en sensualiteit wordt prachtig weerspiegeld in de botsingen tussen harmonie en kakofonie.
Het heel oorspronkelijk aandoende moment komt terecht aan het eind wanneer in de complete chaos, met Pentheus dood, Cadmus en zijn hof verbannen en Dionysos als overwinnaar de muziek kalm wordt – een door zijn betrekkelijke rust haast angstaanjagender moment dan de aanvaarding van de absolute macht en de orgiewereld van Dionysos.
De hoofdrollen vergen grootse prestaties die gelukkig in beide opnamen in goede handen zijn. In de Koch opname onderscheiden Andreas Schmidt (Pentheus), Kenneth Riegel (Dionysos) en Karan Armstrong (Agave) zich het duidelijkst, op Orfeo zijn dat vooral Kerstin Meyer (Agave) en Kostas Paskalis (Pentheus) en Peter Lagger (Cadmus).
Zowel Albrecht als Dohnanyi (met een wat beter orkest) brengen veel kleur en leven in het orkestaandeel. In wezen zijn beide ‘live’ opnamen aardig aan elkaar gewaagd.