Haydn: Symfonieën nr. 26 in d Lamentatione, 35 in Bes, 38 in C,39 in G, 41 in C,42 in D, 43 in Es Mercurius, 44 in c Trauer, 45 in fis Abschied, 46 in B, 47 in G Palindroom, 48 in C Maria Theresia, 49 in f La passione, 50 in C, 51 in Bes, 52 in c, 58 in F, 59 in A Vuur, 65 in A, 82 in C De Beer, 83 in g De kip, 84 in Es, 85 in Bes De Koningin, 86 in D, 87 in C, 88 in G, 89 in F, 90 in C, 91 in Es, 92 in G Oxford, 93 in D, 94 in G Mit dem Paukenschlag, 95 in c, 96 in D Wonder, 97 in C, 98 in Bes, 99 in Es, 100 in G Militaire, 101 in D De klok, 102 in Bes, 103 in Es Met de paukenroffel en 104 in D Londense; Concertante symfonie. Orkest van de Age of Enlightenment c.q. Orkest van de 18e eeuw o.l.v. Frans Brüggen. Decca 480.228-2 (13 cd’s, 14u 35’36”) 1988-1996.
Als actie van de Vereniging Klassieker Zaken zijn als koopje meer dan een handvol symfonieën van Haydn beschikbaar, overgeheveld van de ruim tien jaar geleden verschenen Philipsalbums 462.117-2 (5 cd’s), 462.111-2 (2 cd’s), 462.602-2, 426.169-2 (beide1 cd) en 442.788-2 (4 cd’s). De geluidskwaliteit is dezelfde (bovenmodaal goede) gebleven, alleen is er geen begeleidend boekwerkje met toelichtingen en opnamegegevens en is de bijnaam Palindroom bij nr. 47 vergeten. Dat alles voor € 29,95, echt een koopje voor veertien en een half uur van Haydns beste symfonieën.
Voor de eerste groep met een keuze uit de Sturm und Drang symfonieën toog Brüggen naar het Engelse orkest van de Age of musical enlightenment, de Parijse en Londense symfonieën nam hij met zijn eigen orkest op.
Omdat veel hiervan in het Utrechtse Vredenburg is opgenomen, betekent deze herverschijning een dubbel feest der herkenning. Relatief het onbekendst is Brüggens keuze uit de Sturm und Drang periode, in dit geval het tijdvak 1770-1773 en vermoedelijk omdat de dirigent hiervoor uitweek naar Engeland.
Die Sturm und Drang blijken natuurlijk het duidelijkst uit de symfonieën in mineur toonaarden. Maar sommige majeur werken vertonen ook een gul deel aan turbulentie, met name nr. 46 in de voor het publiek uit die tijd nogal bizarre toonaard B-groot. Andere geven blijk van een vrolijk Italiaansachtig karakter, maar ook van veel oorspronkelijkheid, zoals het ‘hinkende’ menuet van nr. 58, vol komisch aandoende excentriciteit. Nr. 42 in D heeft een verrassende amplitude en harmonische breedte, nr. 43 bevat een mengeling van vuur en overpeinzende lyriek terwijl nr. 48 met de onterechte bijnaam Maria Theresia een ceremonieel, plechtig karakter heeft.
Van deze werken bestonden natuurlijk ‘authentiek’ bedoelde uitvoeringen en opnamen, maar Brüggen heeft iets bijzonders te bieden in deze werken: hij ziet ze door een al lichtelijk romantisch gekleurde bril; de hoekdelen zijn vrij breed van tempo en de lyrische gedeelten krijgen het volle pond met een cumulatieve spanningsopbouw. De langzame delen bezitten een haast kamermuzikale verfijning en worden liefdevol gestalte gegeven. Controversieel is alleen het vaak verhoogde tempo van de trio’s uit de menuetten. Dat het menuet van nr. 46 heel breed wordt genomen, is alleen maar van voordeel. Het genoemde hinkende menuet uit nr. 58 wint bij forse sforzandi.
Een klavecimbel continuo is niet te horen, wel een fagot. Of het jammer is dat hij veel herhalingen overslaat is een kwestie van persoonlijke opvatting. Wie deze werken eens ‘anders’ wil horen kan bijvoorbeeld bij Hogwood (Oiseau Lyre 443.781-2) of Pinnock (Archiv) terecht.
De zogenaamde Parijse symfonieën schreef Haydn in 1785/6 voor het orkest van de Loge Olympique aldaar. In deze werken ondervindt Brüggen meer concurrentie van bijvoorbeeld Kuyken, Goodman en Weil, maar ook hier overtuigt hij sterk met een vitale, pittige aanpak in de snelle delen die toch voldoende ademruimte krijgen. De frasering van de lyrische thema’s is heel expressief. Het beginthema van het vivace uit nr. 85 beweegt zich met een panterachtige gratie en het eerste deel van nr. 84 is op luchtig, dansante manier elegant. Maar ook de dramatischer momenten komen goed uit de verf: de barbaarse dissonanten in het eerste deel van nr. 82. Andere hoogtepunten zijn de uitdagende finales van nr. 82, 83, 85 en 86.
De menuetten bezitten alle een eigen karakter, bijvoorbeeld in de praal van dat uit nr. 82 en de puntigheid van dat uit nr. 85 met zijn felle accenten en juichende hoorns. Liefdevol krijgen opnieuw de langzame delen gestalte.
De Londense symfonieën, nr. 90-104 uit 1788-1795 zijn natuurlijk de bekroning van Haydns symfonische kunst en dienovereenkomstig vaak opgenomen. Maar ook hier scoort Brüggen hoog te midden van de betrekkelijk weinige ‘authentieke’ vakbroeders. Als gulle toegift is er dan nog de Concertante symfonie met solisten uit eigen orkest.
In aanmerking genomen dat het meestal om ‘live’ opnamen op verschillende locaties ging, is op de muzikale afwerking weinig aan te merken; hooguit de moeilijk tembare natuurhoorns lieten wel ‘ns een steekje vallen.
De enige direct vergelijkbare concurrentie voor het totaalpakket komt van Roy Goodman met de Hanover Band (Hyperion Helios 55111-128), maar over de hele linie beschouwd, overtuigt Brüggen net wat meer. Wat de Londense symfonieën betreft, moeten we nog steeds teruggaan tot Colin Davis en het Concertgebouworkest (Philips 442.614-2 en 442.611-2) bij de ‘traditionelen’ om echt iets nog mooiers te vinden.
Natuurlijk zijn er ook de spotgoedkope echt complete ‘traditionele’ opname van alle symfonieën door Adam Fischer (Brilliant Classics 99925) en de sterk afgeprijsde van Antal Dorati (Decca 448.531-2).