CD Recensies

HÄNDEL: OPERA ARIA'S, KASAROVA, KERMES, SCHAFER, VILLAZON

Händel: Sento brillar. Ottone, re di Germania: ‘Dove sei, dolce mia vita!’, ‘Un disprezzato affeto’; Arianna in Creta: ‘Oh patria! O cittadini!’, ‘Sol ristoroso di mortali’; ‘Bella sorge la speranza’; Il pastor fido: ‘Sento brillar nel sen’, ‘Caro amor, sol per momenti’, Ariodante: Ouverture, ‘Oh felice mio core!’, ‘Con l’ali di constanza’, ‘E vivo ancora?’, ‘Scherza, infida’, ‘Numi! Lasciarmi vivere’; Alcina: ‘Mi lusinga il dolce affetto’, ‘Verdi prati, selve amente’. Vesselina Kasarova met Il complesso barocco o.l.v. Alan Curtis. RCA 88697-31871 (64’). 2008 

Händel: La diva: Aria’s voor Cuzzoni. Admeto: ‘Io ti baccio’; Alessandro: ‘No, più soffrir non voglio’; Flavio: ‘Amante stravagante’; Giulio Cesare: ‘V’adoro pupille; Se pietàdi me non senti’, ‘E pur così in un giorno’, ‘Piangerò, la sorte mia’; Riccardo primo, re di Inghilterra: ‘Morte vieni’; Rodelinda: ‘Ombre, piante’, ‘Ahi perché. Giusto ciel’; Scipione: ‘Scoglio d’immorta fronte’; Siroe, re di Persia: ‘Or mi perdo di speranza’, ‘Mi lagnerò tacendo’, ‘Torrente cresciuto’; Tolomeo, re di Egitto: ‘Fonti amiche’. Simone Kermes met de Lautten Compagney o.l.v. Wolfgang Kirschner. Berlin Classics BC 1644-2.(70’). 2008

Händel: Alcina: ‘Di’cor mio; Ma quando tornerai; Numi, che intendo – Ah! Mio cor’; ‘Ah! Ruggiero crudel’; ‘Ombre pallide’; ‘Si non quella’; ‘Mi restano le lagrime’; ‘Credete al mio dolore’; 12 orkestrale suitedelen. Christine Schäfer met de Berlijnse Baroksolisten o.l.v. Rainer Kussmaul. Avie 8553143 (73’54”). 2008

 

Händel: Ariodante: ‘Dopo notte, atra e funesta’; Rodelinda: ‘Fatto inferno è mio petto’, ‘Pastorello d’un povero armento’, Serse: ‘Fronde tenere e belle’, ‘Ombra mai fù’, ‘Più che penso alle fiamme del core’, ‘Crude furie degl’orrido abissi’; Tamerlano: ‘Oh per me lieto, avventuroso giorno’, ‘Figlio mia’, ‘Ciel e terra armi di sdegno’, ‘Tu spietato, il vedrai’; La resurrezione di nostro signor Gesù Cristo: ‘Così la tortorella’, ‘Caro figlio’. Rolando Villazón, Rebecca Bottone en Jean Gadoullet met de Gabrieli players o.l.v. Paul McCreesh. DG 477.8056 (59’). 2008

 

De herdenking van de tweehonderdvijftigste sterfdag van Händel brengt vooral op het gebied van gemengde operarecitals veel activiteit en dan met name onder de damessolisten. Daarbij zijn de 9 Deutsche Arien met Monika Mauch (Carus CARUS 583-426) nog buiten beschouwing gelaten.

 

Het recital van mezzo Kasarova is gebaseerd op een stel aria’s die de componist speciaal componeerde voor de beroemde castraat Giovanni Carestini. Jammer genoeg slaagt ze er onvoldoende in om te overtuigen als ideaal Händelvertolkster. Het is toch al de vraag in hoeverre ze echt geschikt is voor barokrepertoire. Ze benadert de toon teveel van onderaf en heeft ook verder moeite met een zuivere intonatie. Aan temperament geen gebrek, aan subtiliteit en gevoeligheid des te meer. De begeleiding heeft hoorbaar moeite om de zangeres die relatief het meeste overtuigt in de beschouwelijker aria’s ideaal te volgen. Van een succes is hier dus geen sprake.

 

Voor haar recital koos Kermes aria’s die Händel speciaal schreef voor de temperamentvolle, grillige Francesca Cuzzoni. Met haar plooibare sopraan kan ze alle gewenste virtuoze capriolen maken. Wie daar genoeg aan heeft, zal veel plezier beleven aan haar opname. Maar puristen zullen bezwaar maken tegen haar eigen cadensen en versieringen die, hoe virtuoos ze ook uitpakken, niet altijd echt stijlvol zijn. Bovendien voegde ze  hier en daar waar het beter uitkwam brokjes toe of liet deze juist weg. Dus een gemengd genoegen al met al.

Sopraan Schäfer, de veelzijdige, bleef binnen één opera, Alcina (naar Orlando furioso), in muzikaal en dramatisch opzicht een van Händels mooiste opera's. Sommigen zullen haar in deze rol hebben gezien en gehoord in het Amsterdamse muziektheater. Ze heeft de rol dus niet speciaal ingestudeerd voor deze opname, maar is ervaringsdeskundige. Geen wonder dat ze met haar helle, heldere stem niet alleen voor veel brille en knap technisch verzorgd zingen zorgt, maar ook voor veel genuanceerde emoties en grote muzicaliteit. Haar grote centrale aria uit de tweede akte 'Ah! Mio cor!'klinkt heel doorleefd. Verder toont ze veel scherpte in de bozige muziek van de verontwaardigde tovenares. Tot slot zingt ze ook nog een aria van Alcina's zuster Morgana, een ontroerend lamento. Over de fraaie versieringen die onderweg worden aangebracht, hebben we het dan nog niet eens gehad. Dat de chronologische volgorde der items niet klopt, is als dichterlijke vrijheid verdedigbaar ter wille van de afwisseling. Het aandeel van Kussmaul en zijn Berlijners is al even lofwaardig. Ze leveren een begeleiding met veel barok italianatà. En nu maar hopen dat iemand Schäfer in een complete Alcina opneemt en zo de vergelijking met Augér (EMI), Fleming (Erato) en in mindere mate Sutherland (Decca) mogelijk maakt.  

Villazón riep voor het eerste item uit Tamerlano de assistentie in van mezzo Bottone en contratenor Gadoullet, maar overtuigt met en zonder hen zeer goed in dit recital wanneer we even voorbij gaan aan de vraag hoe verantwoord het is dat hij een aantal typische castraataria’s een octaaf lager zingt. Bekendste voorbeeld is het populaire largo ‘Ombra mai fù’, maar daarin gingen vroeger tenoren als Caruso, Gigli, Schipa, Häfliger, Corelli, Wunderlich en zelfs bariton Terfel hem voor. Als duidelijk extrovere zanger weet Villazón het gekozen materiaal wel veel dramatiek mee te geven en puristen zullen luisterend naar dit recital meermaals de wenkbrauwen fronsen over stilistische kwesties. Maar als blijk van mooie zang is weinig mis met dit recital, vooral ook omdat McCreesh zo passend begeleidt.

Het moge duidelijk zijn dat van dit viertal zangers alleen Schäfer over de hele linie cum laude slaagt.