CD Recensies

HENZE: SYMFONIEËN NR. 1-10

Henze: Symfonieën nr. 1-6. Berlijns filharmonisch- c.q. Londens symfonie orkest o.l.v. Hans Werner Henze. DG 449.861-2 476.7234 (2 cd’s, 2u 29’33”). 1965, 1972

 

Henze: Symfonieën nr. 7 en 8. Omroeporkest Berlijn o.l.v. Marek Janowski. Wergo WER 6721-2 (60’21”). 2007

 

Henze: Symfonie nr. 7; Barcarola per grande orchestra. Birmingham symfonie orkest o.l.v. Simon Rattle. EMI 754.762-2.

 

Henze: Symfonie nr. 7; Ariosi su poesie di Torquato Tasso.  Christiane Oelze (s) en Christian Ostertag (v) met het SWR symfonie orkest o.l.v. Sylvain Cambreling. Hännsler CD 93.047 (63’40”). 2001

 

Henze: Symfonie nr. 8; Adagio, Fuge und Mänadentanz (suite uit Die Bassariden); Nachtstücke und Arien. Claudia Barainsky (s) met het Gürzenich orkest Keulen o.l.v. Markus Stenz. Phoenix Edition 113 (73’46”). 2004, 2006

 

Henze: Symfonie nr. 9. Omroepkoor Berlijn en Berlijns filharmonisch orkest o.l.v. Ingo Metzmacher. EMI 556.513-2 (53’33”). 1997

 

Henze: Symfonie nr. 10; La selva incantata; Quattro poemi. Nationaal orkest Montpellier o.l.v. Friedemann Layer. Accord 476.7156 (60’06”). 2004

 

De tien symfonieën die Henze sinds 1947 schreef bestrijken een nog uitgebreider gebied dan zijn opera’s. Dat gaat van de klassieke vormen van de Eerste en de weelderig romantische toonzetting van de Tweede via de agitprop van de Zesde tot de van bombastisch leed doortrokken Negende met koor en het hervonden evenwicht uit nr. 10.

Deze werken vormen mogelijk de beste inleiding tot het vruchtbare oeuvre van deze componist dat in stilistisch opzicht heel divers  en soms ook haast verbijsterend is. De Zesde is een beetje een probleemgeval omdat deze een nogal verlopen politieke attitude weerspiegelt.

Dat nr. 7 waarschijnlijk zijn beste symfonie is, werd door de componist als volgt uitgelegd: “Telkens weer voelde ik me tot de traditie van Beethoven aangetrokken….. Mijn Zevende symfonie is een Duitse symfonie die handelt over Duitse kwesties”.

In dit geval is ’s componisten kijk  op zijn vaderland danig tweeslachtig. Alleen het eerste van de vier delen, een energieke en haast beurs makende Allemande suggereert optimisme. De andere drie delen zijn overwegend melancholiek van aard, waarbij het scherzo en de finale beide zijn geïnspireerd door de dichter Friedrich Hölderlin. Al heel elegisch is het tweede deel dat in begrafenisstemming een sfeer van duisternis en berusting ademt.

De oudere heruitgave van de nrs. 1-6, gedirigeerd door de componist zelf draagt het stempel van authenticiteit en doet de werken geheel recht. Hier wordt een goed samengevat beeld gegeven van Henze’s muzikale ontwikkeling tot de Cubaanse jaren.

Wat Rattle doet met nr. 7 nadert perfectie. Hij weet de vier contrasterende dansdelen elk een mooi karakter te verlenen en vervult de Barcarola met veel panache. Janowski benadert dat niveau een heel eind in nr. 7, maar is niet geheel evenwaardig. In nr. 8 bereikt hij net als Stenz een heel mooi, overtuigend resultaat.

Een beter, volwaardig pleidooi voor nr. 9 dan dat van de geëngageerde Metzmacher is voorlopig niet te verwachten en nr. 10 moet het voorlopig doen met de iets meer dan redelijke verklanking van Layer.