CD Recensies

HÄNDEL: MESSIAH

Handel: Messiah HWV 56. Margaret Marshall, Catherine Robbin, Charles Brett, Anthony Rolfe Johnson (b), Robert Hale) met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 434.297-2 (2 cd’s, 2u., 16’55”). 1982

 

Handel: Messiah HWV 56. Heather Harper, Helen Watts, John Wakefield, John Shirley-Quirk met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Colin Davis. Philips 420.865-2 (2 cd’s, 2u. 23’30”). 1966

 

Handel: Messiah HWV 56. Joan Rodgers, Della Jones, Christopher Langridge, Bryn Terfel met het Collegium musicum 90 o.l.v. Richard Hickox. Chandos CHAN 0522/3 (2 cd’s, 2u. 20’27”). 1991

 

Handel: Messiah HWV 56. Arleen Augér, Anne Sophie von Otter, Michael Chance, Howard Crook, John Tomlinson met The English Concert en –koor o.l.v. Trevor Pinnock. Archiv 423.630-2 (2 cd’s, 2u. 29’42”). 1988

 

Tegen 1740 realiseerde Händel zich dat zijn operacarrière ten einde was en omdat zijn publiek geen belangstelling meer voor hem had, overwoog hij om zich terug te trekken. Maar in de zomer van 1741 arriveerde een uitnodiging van de Lord Lieutnant van Dublin om een oratorium te schrijven dat daar in Ierland zou kunnen worden uitgevoerd.

Om die opdracht uit te voeren, werkte Händel samen met zijn vriend Charles Jennens die een knap libretto samenstelde dat bestond uit relevante delen uit het Oude en Nieuwe Testament om op niet-dramatische wijze Christus als de redder van de wereld voor te stellen. 

De belangrijkste stemming die Jennens wilde creëren, was er eentje van contemplatie: personen worden niet voorgesteld, hoewel er iets van een suggestie schuilt in de gedeelten over Christus’ geboorte.

De eerste uitvoering vond plaats op 13 april 1742 in de New Music Hall en de opbrengsten daarvan werden verdeeld over twee ziekenhuizen en een gevangenis voor schuldenaren.

George Bernard Shaw leverde commentaar op de vrijwel onmogelijke taak om de Messiah binnen de Engelse traditie volledig op waarde te schatten: “… we hebben allen onze Händeltraining in de kerk en derhalve zijn we gaan denken dat Händel niets te betekenen heeft”. Buiten Engeland heeft dat gelukkig altijd anders gelegen.

Feit is, dat deze muziek in bijna iedere maat betekenis toont. Het werk bezit visionaire kwaliteiten in de evolutie van duister naar licht die gedurende de uitvoering plaatsvindt. In het gebruik van solisten en koor toont Händel zich een ware meester van timing en verhoudingen en het pure genot dat aan de muziek te beleven valt, is ook heel bijzonder.

Er is een overvloed aan prachtige aria’s (het gebruik van recitatieven is minimaal) en deze hebben een heel gevarieerd karakter. Dat gebruik hangt sterk af van de stemming die aan de orde is. Dat gaat van de grandioze da capo aria ‘He was despised’ tot de lyrische eenvoud van ‘How beautiful are the feet’.

Even bijzonder zijn de koren waarin het ceremoniële vaak is gecombineerd met uitgebreid, vaak fugatisch complex contrapunt. Dit toont aan hoe een religieuze ervaring zowel opgewekt als eerbiedig kan zijn.

Het zal niemand verwonderen dat in de loop der jaren telkens weer nieuwe opnamen van de Messiah zijn verschenen. De aan dit werk gewijde Vergelijkende Discografie getuigt daarvan. Sinds de samenstelling daarvan in oktober 2007 is in die situatie niet zoveel wezenlijks veranderd, hoewel de stroom nieuwe verschijningen met C. Davis (LSO Live), Glover (Signum), Rutter (Collegium), Cleobury (EMI), Layton (Hyperion), Christophers (Coro) en Schäfer (Spektral) aanhoudt.

Vandaar dat de voorkeur voor Davis, Gardiner, Hickox en Pinnock gehandhaafd blijft, zeker zolang nog Philips cd’s van beide eerstgenoemden leverbaar blijven. 

In 1966 wekte Davis met veel succes de ingesleten Engelse Messiah traditie tot muzikaal verantwoord nieuw leven. Hij gebruikte nog een gangbaar symfonie orkest voor de begeleiding, maar weet dat wel in de juiste stijl te laten spelen. Zijn solisten zijn van grote kwaliteit.

Gardiner gaat een stap verder met het historiseren en zorgt mee daardoor voor een transparante interpretatie en een inbreng van alle betrokkenen die keurig reikt van ernst en bezinning tot vreugde en feestelijke viering. Het Monteverdi koor heeft een vrij lichte toets en zingt veerkrachtig en ook de solisten wekken de indruk alsof ze het werk blij op nieuwe manier zien. 

Hickox werkt in de geest van Davis, maar dan met een kleine bezetting en oude instrumenten. Een heel goed koor en een voortreffelijk stel solisten staan hem ten dienste.

Ook de aanpak van Pinnock heeft iets lichtvoetigs, iets gracieus. Zijn  koor is misschien wat aan de kleine kant. Over de hele linie zijn de solisten uitstekend, maar Augér is een klasse apart hier.