CD Recensies

HÄNDEL: GIULIO CESARE

Händel: Giulio Cesare in Egitto HWV. 17. Jennifer Larmore (ms), Barbara Schlick (s), Bernarda Finck (ms), Marianne Rørholm (ms), Derek Lee Regin (ct), Furio Zanasi (bs), Olivier Lallouette (b) en Dominique Visse met Concerto Köln o.l.v. René Jacobs. Harmonia Mundi HMC 90.1385/7 (3 cd’s, 4u. 03’07”). 1991

 

Giuliu Cesare in Egitto, in 1724 voor de Royal Academy of Music geschreven, is waarschijnlijk Händels beste voorbeeld van een heldhaftig ideaal. Hij introduceerde om te beginnen een gul en nogal exotisch nieuwe orkestrale brille en een fraai spektakel waarmee hij van meet af aan succes had. “Het huis was bij de zevende voorstelling nog net zo vol als bij de eerste”, noteerde Monsieur De Fabrice.

De opera verhaalt over de Egyptische campagne van Caesar, de machinaties van de Egyptische heerser Ptolemeus en natuurlijk van de liefde van diens zuster Cleoptatra voor de Romeinse keizer.

Händels muziek past mooi bij de dramatische schaal waarop de handeling zich afspeelt. Maar  belangrijker nog is zijn concentratie op de solo aria’s: Cleopatra en Caesar hebben er beiden acht. De rol van Cleopatra is een van zijn grootste creaties voor de vrouwenstem en haar recitatief en aria in de tweede akte ‘Se pietà di me non sento’ (als je geen medelijden met me hebt) waarin ze haar lot betreurt en verlangt naar de liefde van Caesar is bijzonder mooi en dus een hoogtepunt.

De begeleide recitatieven vallen op door hun verrassend aantal modulaties, terwijl de melodielijnen zelf zowel langer als complexer zijn dan in welke opera van Händel ook. Het werk valt verder op door een groot aantal krachtige tussenspelen (zoals de luidruchtige ‘Battle symphony’ aan het begin van de derde akte die het conflict tussen Achilla en Ptolemeus illustreert. En ook door de treffend inventieve orkestratie, bijvoorbeeld in Caesar’s ‘Va tacito e nasccosto’ (stil en stiekem), een krachtige aria uit de eerste akte over een jachtpartij met obligate hoorninbreng.

De titelrol (oorspronkelijk bestemd voor de castraat Senesino) is in de tekst van Haym wat vaag omschreven, maar het gaat ook primair om Caesars geïdealiseerde noblesse en moed tot leven te wekken.

Waarin de opname van Jacobs triomfeert, is in de duidelijke, volledige karakterisering van de dramatis personae. Larmore toont echt veel brio als Caesar (oorspronkelijk ook een rol voor castraat), maar cruciaal is de rol van Cleopatra. Net als Shakespeare zorgt Händel ervoor dat ze tal van karaktertrekken en gevoelens moet uiten in haar acht aria’s; Barbara Schlick lukt dat meesterlijk. Dat gaat van frivole onschuld, via pathos tot verleidelijke insinuatie.

Jacobs’ voortreffelijke leiding verliest mogelijk af en toe iets aan dramatische impact, maar hij brengt het ontwerp van de voortgaande ontwikkeling heel fraai tot een goed einde.

Zijn er waardevolle alternatieven? Natuurlijk, maar ze zijn alle net een beetje minder goed. Denk aan Malgoire (Astrée E 8558) en Minkowski (Archiv 474.210-2).