Händel: Concerti grossi op. 6 nr. 1-12 HWV. 319-330. Academy of ancient music o.l.v. Andrew Manze. Harmonia Mundi HMU 90.7228/9 (2u. 37’). 1997
Händels orkestrale meesterwerken ontstonden in 1739: de 12 Concerti grossi op.6. Ze behoren tot de beste en krachtigste barokwerken aan een stamboom die Corelli als vader heeft. Maar Händel biedt een nieuw soort actie en beweging, een nieuwe levendigheid; zijn dansen zijn fris en levendig, zijn instrumentatie is lyrisch enen rijp, zijn polyfonie avontuurlijk en verleidelijk.
Er is wel over deze werken gezegd dat ze weliswaar sterk afgeleid zijn, maar tegelijk ook heel persoonlijk. Het allerlaatste concerto grosso, nr. 12 in b vormt een passende climax: het loopt over van rusteloze energie en is tevens vervuld van geheimzinnigheid; het middendeel is een in essentie serene Händeliaanse melodie (die men zich goed gezongen kan voorstellen) die tweemaal in variatievorm wordt herhaald.
Andrew Manze leidt de Academy vanaf zijn positie als concertmeester met veel verve en energie. Zijn benadering is aan de vloeiende, lichte kant waardoor hij de kwikzilveren aard van deze concerti mooi naar voren brengt. Het geluid klinkt altijd vol en verfijnd en de typische Händel eigenschappen als formele zwierigheid, gracieuze melodieusheid en pure uitgelatenheid worden heel levendig gecommuniceerd.
Anderen die hem benaderen zijn Standage (Chandos CHAN 0600, 616, 622), Antonini (Oiseau Lyre 478.031-2) en met modern instrumentarium Brown (Philips 476.531-2) en het Orpheus orkest (DG 471.748-2).