Hindemith: Altvioolsonates op. 11/4 en 5 25/1 en 4, op. 31/4, ‘1937’, ‘1939’. Kim Kashkashian en Robert Levin. ECM 833.311-2 (2 cd’s, 2u. 07’34”). 1985/6
Hindemith werd opgeleid als violist, maar in 1919 werd de altviool het instrument van zijn keuze. Twee jaar later was hij de altist in het Amar-Hindemith kwartet (later het Amar kwartet) dat was geformeerd voor de première van zijn tweede strijkkwartet.
Hindemith zorgde dat het profiel van de altviool tot grote hoogte steeg door er zelf belangrijke werken voor te schrijven, maar ook door andere componisten daartoe te inspireren.
Zijn acht altvioolsonates (4 solosonates en 4 met pianobegeleiding) laten zijn persoonlijkste stem horen en behoren tot zijn beste werken. De Sonate voor altviool en piano op. 11/4 uit 1919 die ontstond in de expressionistische fase van de componist, bezit een rustige intensiteit en een elegische warmte die herinnert aan Brahms en Vaughan Williams, zeker in de rapsodische Fantasie waarmee het werk begint.
Drie jaar later ontstond de tweede sonate nu voor altvioolsolo (op. 25/1) en hier klinkt een heel andere toon. Waar eerder de milde klank van het instrument voorop stond, waren het nu een concentratie op lijnen en contrapuntische energie die extremen bereikten in het beruchte vierde deel met de aanduidingen ‘razend tempo, wild, klankschoonheid van ondergeschikt belang’.
Kim Kashkashian behoort tot de beste huidige virtuozen en ze beschikt over de allure om al deze werken recht te doen. Haar voordracht is elektriserend en haar toon is prachtig. Met name de solosonates bezitten een intensiteit en een accuratesse die bewonderenswaardig zijn.