CD Recensies

HÄNDEL: JEPHTA, GARDINER, CREED

Händel: Jephta HWV 70. Nigel Robson (t), Lynne Dawson (s), Anne Sofie von Otter (a), Michael Chance (ct), Stephen Varcoe (b) met het Monteverdikoor en de English Baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Philips 422.351-2 (3 cd’s, 2u. 38’02”). 1988 

 

Händel: Jephta HWV 70. John Mark Ainsley (t), Catherine Denley (ms), Christiane Oelze (s), Axel Köhler (ct), Michael George (bs) met het RIAS Kamerkoor en de Akademie für alte Musik Berlijn o.l.v. Marcus Creed. Briljant Classics 94668 (3 cd’s, 2u. 39’35”). 1994

 

Op Triumph of truth and time HWV 71 uit 1757 na is Jephta uit 1752 Händels laatste grote werk. Hoewel de tekst teruggaat tot de Bijbel vinden we hier ook gedachten terug die we uit opera’s als Mozarts Idomeneo en Glucks Iphigenie en Aulide kennen.

Het gaat om een vader die is gedwongen om zijn kind te offeren. Tenslotte wordt Jephta’s kind Iphis gelukkig niet geofferd want wanneer Jephta net als Abraham bereid blijkt om Gods wil te gehoorzamen, komt mooi een engel tussenbeide die Iphis voor altijd verplicht maagd te blijven.

Dat alles is door Händel met de mooiste muziek omgeven.

Vanaf het moment dat Jephta merkt dat niet hij, maar zijn dochter slachtoffer werd van zijn eed, krijgt de muziek een grotere dieptewerking. Luister naar het eind van de tweede akte.

Nog altijd kan de opname van Gardiner als de beste gelden. Daar brachten Marriner (Decca 425.701-2), Grünert (Carus 83.422), Harnoncourt (Teldec 8.35499), Biondi (BIS CD 1864), Christophers (Coro COR 16121), Somary (Vanguard 08509173), Budday K&K 393064360) en Stern (Pierre Verany PV 707032/3) geen verandering in. De altijd wel bijzondere Creed wordt vooral als mooi goedkoop alternatief vermeld.

Bij Gardiner toont Nigel Robson zich een ideale Jephta. Hij bezit gezag, temperament, stijlgevoel en toont veel expressie. Ook Lynne Dawsons Iphis is een succes. Gelukkig zingt ze niet meisjesachtig of geaffecteerd; heel mooi is ze in het liefdesduet uit deel I.

Een volgende puike bijdrage komt van Michael Chance als Hamor, Iphis ongelukkige verloofde. Goed afgemeten klinkt meteen zijn ‘Dull delay’. Stephen Varcoe zingt het aandeel van Zebul met de vereiste esprit en logisch dat ook Anne Sofie von Otter als Storgè uitblinkt. Beluister haar bijvoorbeeld in het fel gezongen ‘Scenes of horror’ en het zo mogelijk nog fellere ‘Let other creatures die’.

Op het Monteverdikoor is ook weinig aan te merken; precisie, attaque, dynamische nuancen kloppen. Datzelfde geldt voor de belangrijke orkestbijdrage. Jammer dat er wel een paar kleine, maar niet echt wezenlijke coupures zijn.

Bij Creed beleven we vlotte, in de ouverture jachtige tempi. Bij de vrouwelijke solisten maakt Christiane Oelze als Iphis de sterkste indruk. Gevolgd door John Mark Ainsley als nobele Jephta. Axel Köhler is een matige Hamar, Csatherine Denley een capabele Storgè, Michael George een lichtelijk teleurstellende Zebul. Het heel goede koor eist met succes een grote rol op, maar had beter met betekenis gevuld Engels mogen zingen. De leidersrol van Gardiner blijft onbetwist tot op heden.