Hindemith: Vioolsonate in E; Cellosonate in E; Trompetsonate; Trombonesonate in F; Althoornsonate in Es. Alexander Melnikov (p), Isabelle Faust (v), Alexander Rudin (vc), Jeroen Berwaerts (tr), Gérard Costes (tromb) en Teunis van der Zwart (hrn). Harmonia Mundi HMC 90.5271 (71’01”). 2014
Je kunt het wat de instrumentkeuze betreft haast zo gek niet bedenken, of Hindemith schreef er een sonate met pianobegeleiding voor: althobo, althoorn, altviool, bastuba, cello, contrabas, fagot, fluit, hobo, hoorn, klarinet, orgel, trombone, trompet, viola d’amore, viool. Alleen harp en orgel (met solosonates voor viool en cello) moesten het in hun eentje klaren om een totaal van ruim dertig tussen 1935 en 1948 geschreven sonates vol te maken.
Het kan een graadmeter zijn voor het gebrek aan populariteit en bekendheid van de componist, maar aan een integrale opname van dit brok oeuvre heeft zich nog niemand gewaagd.
Wel waren er mooie bijdragen in de vorm van de volledige altvioolsonates – de alt was Hindemiths eigen instrument, al kon hij blijkbaar alle andere zelf bespelen – door Kim Kashkashian en Robert Levin (ECM 833.309-2), de vioolsonates door Ulf Wallin en Roland Pöntinen (BIS CD 761) en de Altsaxsonate door Arno Bornkamp en Rudolf Janssen (Globe GLO 6049).
Via de nieuwe cd kunnen we kennisnemen van een dwarsdoorsnee van het totale sonaterepertoire van Hindemith. De voortreffelijke pianist Alexander Melnikov gidst zijn partners behendig en animerend door dit repertoire. Dat Isabelle Faust schittert in de overpeinzende Vioolsonate uit 1935 zal geen nader betoog vergen. Maar ook Alexander Rudin doet de Cellosonate (1948) alle recht. Beide strijkers spelen met gevoel en vrij elegant.
De grote aangename verrassingen volgen dan nog, want wie van de gewone muziekliefhebbers heeft ooit de assertieve, maar ook nostalgische trombonesonate (1941), de trompetsonate, een wat bitter, somber werk, met de dreiging van W.O. II voor ogen (1939) ooit gehoord? Om maar te zwijgen van de Althoornsonate (saxhoorn) (1943), een door Adolphe Sax ontwikkeld dat oogt als een kleine tuba en dat een timbre halverwege de gewone hoorn en de cornet heeft. Erg fraai is vooral het eerste deel (ruhig bewegt) van dit werk. Verschillen en contrasten genoeg onderling tussen deze werken.
Hier tonen de virtuoze Teunis van der Zwart, de athletische Gerard Costes en de ingehouden stoere Jeroen Berwaerts zich feitelijk de sterren van dit gemengde recital omdat ze zo goed lyrische warmte en indringendheid weten te combineren.