CD Recensies

INDY, D': SYMFONIEËN NR. 1-3; ISTAR; SOUVENIRS E.A.

Indy, d’: Symfonie nr. 2 in Bes op. 57; Souvenirs op. 62; Istar op. 42; Prélude eerste akte Fervaal. Schots nationaal orkest o.l.v. Jean-Luc Tingaud. Naxos 8.573522 (80’03”). 2015

 

Indy, d’: Symfonie nr. 1 ‘Symphonie italienne’; Concert voor piano, fluit, cello en strijkorkest op. 89. Brigitte Engerer (p), Magali Mosnier-Kasroui (fl) en Marc Coppey (vc) met het Orkest van Bretagne o.l.v. Lionel Bringuier. Timpani 1C1125 (59’39”). 2007

 

Indy, d’: Istar op. 42; Choral varié voor saxofoon en orkest op. 55’; Symfonie nr. 3 op. 70 ‘De belle Gallico’; Diptique méditerranéen op. 87. IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10585 (71’09”). 2009

 

Het is misschien wel nuttig om aan de hand van de in in september 2016 verschenen cd van Tingaud meteen ook nog een paar andere opnamen  van deze helaas ten onrechte wat vergeten Vincent d’Indy (1851-1931) te memoreren.

In eigenlijk al deze werken toont de componist zijn streven naar logische constructies met een daaruit voortvloeiende voorkeur voor de sonate- en variatievorm. Hij bezat de gave van briljante orkestratie en zijn  contrapuntische vaardigheid staat meer ten dienste van een streven naar luchtigheid dan van het omgekeerde, het bereiken van een compacte dichtheid.

Van zijn drie symfonieën uit de jaren 1903 en 1916/8 is de tweede het bekendst. Nr. 1 heeft overeenkomstig de titel een lichtelijk Italiaanse inslag, nr. 3 juist een uitgesproken Franse als inventief commentaar op W.O.I. Of er een onderliggend programma is van dit enigszins dubbelzinnige werk, is onbekend.

Die tweede symfonie is een machtige uiting, episch qua ambitie en omvang, maar ook heel hecht van vorm.

Net als de beide andere symfonieën is de ondergrond wat intellectualistisch, maar het mankeert zeker niet aan teerheid en noblesse. Wie ooit kennismaakte met de symfonieën van Chausson, Dukas of Magnard, zal zeker ook genoegen beleven aan deze werken.

Het symfonische gedicht Souvenirs uit 1906  is postuum opgedragen aan zijn een jaar eerder overleden vrouw. Het werk heeft iets indringends en is prachtig georkestreerd (in een flits wordt men aan het begin even herinnerd aan de elfde symfonie van Shostakovitch, verderop aan Debussy’s Pelléas et Mélisande.

In de symfonische variaties Istar uit 1896 ligt het verhaal van de gelijknamige Assyrische godin verhaald, een met Orfeo’s Euridice vergelijkbaar relaas van iemand die uit het dodenrijk moet worden teruggehaald, maar dan door zes bewaakte deuren te openen waarbij ze telkens een kledingstuk moet inleveren en tenslotte naakt haar triomf viert.

Het concert met als solisten piano, fluit en cello is van heel aparte aard, maar mooi gewrocht.

Zijn laatste levensjaren sleet d’Indy met zijn tweede vrouw, met wie hij heel gelukkig was, aan de kust. Diptyque méditerranéen uit 1926 is tweedelig: ‘Ochtendzon’ en ‘Avondzon’, kennelijk aan de baai van Agay met alle mysteries die de oceaan biedt. 

Tot slot is daar nog het voorspel van de opera Fervaal uit 1895. Dat doet verlangen naar een eerste volledige opname van dit werk.

De instrumentale solisten en de verschillende orkesten – tot in IJsland toe –doen hun best in idiomatische, expressieve uitvoeringen die van veel toewijding getuigen. Een enkele keer had iets meer verfijning kunnen worden getoond. Maar de timbres en de afwerking voldoen steeds aan hoge eisen en ademen soms een sfeer van flair en verbeelding.