Indy, d’: Jour d’été à la montagne op. 61; La forêt enchantée op. 8; Souvenirs op. 62. IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10464 (63’25”). 2007
Indy, d’: Symfonie nr. 2 in Bes op. 57; Tableaux de voyage op. 36 nr. 1-6; Karadec op. 34. IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10514 (72’52”). 2008
Indy, d’: Istar op. 42; Choral varié voor saxofoon en orkest op. 55; Symfonie nr. 3 op. 70 De bello Gallico; Diptique méditerranéen op. 87. Sigurdur Flosason (ax) met het IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10585 (71’09”). 2009
Indy, d’: Poème des rivages op. 77; Symfonie nr. 1 ‘Symphonie italienne’. IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10660 (76’53”). 2010
Indy, d’: Symphonie sur un chant montagnard français op. 25; Voorspel eerste akte Fervaal op. 40; Saugefleure op. 21; Médée op. 47. IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10760 (73’40”). 2012
Indy, d’: Wallenstein op. 12; Voorspel derde akte Fervaal op.40; Chant voor cello en orkest op. 19; Suite dans le style ancien voor trompet, 2 fluiten en strijkorkest op. 24; Sérénade et valse op. 28. Bryndís Halla Gylfadottir (vc) met het IJslands symfonie orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHSA 5157 (74’32”). 2014
Een ‘romantische folklorist’ noemde ik Vincent d’Indy (1851-1931) in een kort componistenportret, maar daarmee is hij eigenlijk tekortgedaan. De componist is namelijk veel meer, hij heeft een veel groter persoonlijkheid. Zijn muziek heeft niets van het fijnzinnige impressionisme van Debussy, het vaak exotische van Ravel of het elegante van Saint-Saëns.
Zijn invloeden komen deels van buiten de directe Franse grenzen met bijvoorbeeld de cyclische structuren van Franck en de dramatische, door het koper aangedreven climaxen van Wagner.
Logische constructies met een voorkeur voor de sonate- en variatievorm bepaalden zijn muzikale denken. Geen wonder voor de stichter van de Parijse Schola cantorum in 1894. D’Indy was ook een goede contrapunctius en een dito orkestrator.
In tegenstelling tot de meeste van zijn land- en tijdgenoten was d’Indy weliswaar een vurige patriot, maar stond hij ook duidelijk onder invloed van Wagner.
In Jour d’été à la montagne zijn vingerafdrukken van Claude Achille herkenbaar; we zijn een dagje in de Ardèche beginnend met een prachtige Aurore. Een zonsopgang van het kaliber Alpensinfonie van Strauss met tsjilpende vogels, ritselende bladeren en al. ‘Soir’ biedt iets van gregoriaanse invloed en heeft zo wat weg van Respighi’s Vetrate di chiesa.
Zo horen we in La forêt enchantée duidelijk iets van de geest van Tannhäuser, maar dan met Gallische terughoudendheid.
Toen d’Indy in 1905 terugkeerde van een tournee als dirigent door de V.S. trof hij thuis na een hersenbloeding zijn stervende vrouw aan. Aan haar nagedachtenis droeg hij Souvenirs op. Hooffthema is het ‘Bien-aimée’ thema uit Poème des montagnes.
Dit symfonische gedicht bestaat uit vier doorlopende delen, is verbeeldingsvol georkestreerd en klinkt heel boeiend. Het lijkt welhaast of het vooruitloopt op Symfonie nr. 11 van Shostakovitch, maar de volgende variaties met hun chromatische lyriek hebben dan weer iets meer van Debussy’s Pelléas et Mélisande en die ene symfonie van Chausson.
Het is een nostalgisch, elegisch werk met prachtige soli voor klarinet, althobo en cello. Ook nobele hoorns melden zich.
Wie nog niet bekend is met het oeuvre van d’Indy en niet meteen zijn bekendste werk, de Symphonie sur un chant montagnard français kiest, vindt met deze Souvenirs uit 1906 een goede introductie.
Een duidelijk aspect van de muziek is dat hij regelmatig in zijn muziek op reis ging. Niet alleen dat werk over de Un chant montagnard français, maar ook Jour d’été à la montagne, Karadec en Tableaux de voyage berusten op geografische uitstapjes. Karadec was bedoeld als toneelmuziek bij een stuk dat in Bretagne speelt. Met Tableaux de voyage belanden we in het Duitse Zwarte Woud met charmante impressies die alleen niry bijster substantieel zijn.
Symfonie nr. 2 is daarentegen wel beschouwd als d’Indy’s belangrijkste orkestwerk. Twee motieven beheersen het werk; het eerste is wat amorf, het tweede nobel van aard. In het tweede deel wordt daarop gevarieerd en in het derde komt er een derde thema bij. De finale verwerkt een en ander nog fugatisch en met een nieuw motief wordt het werk in een groots koraal besloten.
Istar gaat over een Assyrische godin die haar gevangen minnaar de vrijheid gunt en zich tegelijk van haar sieraden en kleren ontdoet e naakt door de zevende deur de onderwereld binnen gaat. Formeel lost de componist dat aardig op in de vorm van zeven ‘variations symphoniques’ die hij afsluit met het thema.
Ook in Choral varié is sprake van een thema met variaties in marsritme. De saxofoonsolo wordt dromerig ingevuld door Sigurdur Flosason.
Diptych méditerranéen is een werk dat onmiddellijk sympathie wekt. Zonnige muziek, gezien de titels der beide delen: ‘Soleil matinal’ en ‘Soleil vespéral’, beide heel sfeervol.
In zijn Symfonie nr. 3 uit 1916/8 levert de componist een hoogste inventief militaristisch commentaar op aspecten van W.O. I dat ver uitgaat boven de oorlogsmuziek van Biber (Battalia), Beethoven (Wellington’s Sieg) en Tchaikovsky (Ouverture 1812). In de finale wordt een met Sint Michael verbonden gregoriaans thema gebuikt. De symfonie begint nog rustig en heeft een fel scherzo.
De titel van het eerste deel uit het Poème des rivages luidt ‘Agay’ (méditerranée) en klinkt helder als de zee op een rustig moment. ‘Miramar de Mallorca’ is vol zuidelijke gloed en levensvreugde en ‘La grande Côte’ nog weer kleuriger en levendiger.
Net als in Mendelssohn Symfonie nr. 4 schetst de componist in zijn Symfonie nr. 1 beelden en klanken, ditmaal expliciet betrokken op Rome, Florence, Venetië en Napels (met een fijne saltarello). Het werk doet niet eens veel voor dat van Mendelssohn onder, blijkt hier.
Aan de bekende Symphonie sur un chant montagnard français op. 25 gaan we hier maar stilzwijgend voorbij.
De componist werkte zes jaar aan zijn eerste opera Fervaal. Het gaat over een aanval van de Saracenen op Frankrijk in de achtste eeuw en gaat over deze Fervaal, een laatste afstammeling van Keltische goden en Guilhen, een Saraceense prinses. Meteen in het voorspel dat een beeld moet geven van een slagveld vol doden en gewonden blijkt sterk de invloed van Wagners Parsifal.
Saugefleurie behelst een typisch romantisch verhaal over de liefde van een jager (met hoornsignalen en al) en een toverfee. Een straffe, urgente compositie. Hierna valt de voor het toneelstuk Médée van Catulle Mendès geschreven stuk wat belangeloos uit ook al heeft het best iets sensueels.
Over het symfonisch gedicht Wallenstein werd al bericht in de bespreking van de opname van Thierry Fischer (Hyperion CDA 67690). Ook Fervaal was eerder aan de orde. Het lyrische Chant wordt ditmaal mooi gezongen door een cello.
De Suite dans le style ancien bevat aardige solobijdragen van trompet en fluiten, is charmant, maar wordt wat traag gespeeld.
Wat natuurlijk opvalt, is dat deze werken niet door een gerenommeerd Frans orkest met een Franse dirigent worden uitgevoerd, maar door een ensemble uit IJsland onder een Engelse dirigent van vermoedelijk Italiaanse afkomst.
Rumon Gamba (1972) is mogelijk de zoon van wonderkind dirigent Pierino Gamba (1936). Hij leidde van 2002 tot 2010 het IJslandse orkest dat lang niet slecht is in dit omvangrijke project en zorgt door de bank genomen voor achtenswaardige verklankingen die heel fraai zijn opgenomen.
Mogen we nog hopen op een vervolg dat deze uitgave van d’Indy’s orkestwerken met de Ouverture Antoine et Cléopatre op. 6, Fantaisie sur des thèmes populaires français voor hobo en orkest op. 31 en het Concert voor fluit, cello en strijkorkest op. 89 echt volledig zou maken?