CD Recensies

KALLIWODA: SYMFONIEËN, OUVERTURES, VIOOLCONCERTEN, STRIJKKWARTETTEN

Kalliwoda: Symfonieën nr. 2 in Es op. 17 en 4 in C op. 60. Kölner Akademie o.l.v. Michael Alexander Willens. CPO 777.469-2 (67’41”). 2009

 

Kalliwoda: Ouverture nr. 12 in D op. 145; Introductie, thema en variaties voor klarinet en orkest in Bes op. 128; Introduction et rondo voor hoorn en orkest op. 51; Symfonieën nr. 3 in d op. 32. Dieter Klöcker (kl), Radovan Vlatkovic (hrn) met het Hamburgs symfonie orkest o.l.v. Johannes Moesus. MDG MDG 329-1387-2 (65’24”). 2005

 

Kalliwoda: Symfonieën nr. 5 in b op. 106 en 6 in F op. 132. Hofkapel Stuttgart o.l.v. Frieder Bernius. Orfeo C 677.061A (68’10”). 2004

 

Kalliwoda: Ouvertures nr. 3 in C op. 55, nr. 7 in c op. 101 en 10 in f op. 142; Vioolconcerten nr. 1 in E op. 15 en 5 in a op. 133. Ariadne Daskalakis met de Kölner Akademie o.l.v. Michael Alexander Willens. CPO 777.692-2 (57’28”). 20…

 

Kalliwoda: Hoboconcertino in F op. 110. Han de Vries met het Amsterdams filharmonisch orkest o.l.v. Anton Kersjes. EMI 987.710-2 (2 cd’s, 2u. 16’06”), Oboe classics CC 2004 (71’02”).

 

Kalliwoda: Strijkkwartetten nr. 1 in e op. 61, 2 in A op. 62 en 3 in G op. 90. Talich kwartet. Calliope CAL 9356 (76’22”). 2005

 

Lang verbleef de Tsjechische hofcomponist Johannes Wenzeslaus Kalliwoda, of beter Vaclav Kalivoda (1801-1866), die vierenveertig jaar in dienst was van de prins van Donaueschingen en tevens violist optrad in het rijk der vergetelheid, maar de afgelopen vijfentwintig jaar kwam daar gelukkig wat verbetering in. De man en zijn originele muziek verdienen dat ten volle. Hij was op velerlei compositorisch gebied actief: in de orkest-, kamer-, piano- en kerkmuziek en schreef verder in 1838 het bekende op YouTube te vinden Deutsches Lied. Robert Schumann behoorde tot zijn bewonderaars.

Het standpunt dat deze Kalliwoda de grilligste, avontuurlijkste en opvalllendste Duitstalige componisten tussen Schubrt en Liszt behoort, is goed te verdedigen. Beter dan Mendelssohn en Schumann kon hij een orkest langs bijna onbegaanbare paden leiden, zoals in de symfonie nr. 3 die als hoofdthema ‘een melodietje heeft dat zijn zoon toevallig op de piano pingelde’. 

Dat Vioolconcert nr. 1 in E-groot is geschreven, is opmerkelijk want die toonaard werd zelden gebruikt (alleen door Haydn tweemaal in zijn 104 symfonieën). Opvallend in dit werk is verder het stevige gebruik van de houtblazers.

Het Vioolconcert nr. 5, eigenlijk meer een concertino, duurt tweeëntwintig minuten en heeft een wat griezelig begin met zijn spookachtige door paukenroffels begeleide melodie. De finale heeft het karakter van een Italiaanse serenade met de pizzicato spelende violisten uit het orkest. Meer verrassingen wachten: in climaxen melden zich de trombones nadrukkelijk en na 2’24” neemt de viool even een quasi Arabisch houding aan.

Ook de Ouvertures zijn bijzonder, zeker de opwindende en dramatische nr. 10. Al gaat het om een abstract werk, het staat op vrijwel een lijn met de opera ouvertures van Rossini en Verdi. Maar ook nr. 3 is grappig en nr. 7 heeft wel iets weg van Beethovens Coriolan.

In de orkestwerken doen de op oude instrumenten spelende Keulenaren van Willens de Stuttgartse Hofkapel van Bernius en het Hamburgse orkest van Moesus alles op deze muziek te laten glinsteren. Minstens zoveel of verdient violiste Ariadne Daskalis die de vioolconcerten met haar treffende spel grote allure verleent.

Leuk trouwens dat Han de Vries ook nog met het Hoboconcertino is vertegenwoordigd.

De drie strijkkwartetten zijn typisch na-Haydnesk maar zitten vol aantrekkelijke inventiviteit die mooi over de vier musici is uitgestrooid. Het eerste kwartet begint met een mazurka gedeelte in de doorwerking en eindigt met een ingenieus coda. Het adagio klinkt heel zangerig en het scherzo heeft een lineair pizzicato dat voortdurend door het hoofdthema wordt onderbroken. De finale bevat ook leuke verrassingen. De overige twee kwartetten verlopen in ongeveer dezelfde sfeer. De vitale vertolkingen van het Talich kwartet verdienen veel lof.