Korngold: Pianosonates nr. 1 in d, 2 in E op.2 en 3 in C op. 25. Matthijs Verschoor. Et’cetera KTC 1042 (71’17”). 1986
Korngold: Pianosonates nr. 1 in d, 2 in E op.2 en 3 in C op. 25. Geoffrey Tozer. Chandos CHAN 9389 (70’19”). 1995
Het is goed om bij het beluisteren van deze sonates ook nog even de wonderkinderen Mozart en Mendelssohn voor de geest te halen. Korngold schreef zijn eerste pianosonate als elfjarige in 1908, de tweede volgde en 1910 en de derde in 1931.
Van dit drietal is het nummer twee die de rijpste indruk maakt. De indrukken die hij van voorgangers componisten opdeed, zijn intussen verwerkt en nu is het tijd voor iets heel eigens.
In de eerste sonate weet hij op heel persoonlijke wijze indrukken van Schumann, Brahms, R. Strauss en zijn leraar Zemlinsky te verwerken en hij doet dit zeer van zichzelf overtuigd en rondstrooiend met interessante eigen ideeën.
De vorm domineert de inhoud enigszins in de derde sonate zonder dat de samenhang hechter wordt. Er zijn ook nogal wat afleidende versieringen.
Er bestaan twee opnamen van dit drietal werken, de ene van een heel dynamisch, goed afwegende en spirituele Matthijs Verschoor, de andere, met een warmere, volbloediger pianoklank van Geoffrey Tozer die zeker in de tweede en derde sonate de geest van deze muziek wat beter treft; maar voor nr. 1 is Verschoor de betere kandidaat. Toch nog een lastige keuze dus.