Krenek: Orpheus und Eurydice op. 21. Ronald Hamilton ( Orpheus), Dunja Vejzović ( Euridice), Celina Lindsley (Psyche), Cornelia Kallisch (eerste furie), Gabriele Schreckenbach (tweede furie), Jutta Geisler (derde furie), Hans Franzen (dronkaard), Wilfried Gahmlich (matroos) en Bo Skovhus (krijger/nar) met koor en orkest van de Oostenrijkse omroep o.l.v. Pinchas Steinberg. Orfeo C 923.162 (2 cd’s, 1u. 46’30”). 1990
De mythe van Orfeus en Eurydice heeft niet alleen Caccini, Peri, Monteverdi, Bertoni, Gluck en Offenbach tot prachtige opera’s geïnspireerd, maar ook Ernst Krenek in 1923. Hij baseerde zich op een vrij woest expressionistisch libretto van Oskar Kokoschka uit 1917. Door deze geschreven na een gepassioneerde liefdesaffaire met Alma Mahler.
Wanneer we bedenken dat Krenek meer dan twintig opera’s componeerde en dat daarvan alleen Jonny spielt auf en Karl V nog af en toe worden opgevoerd, mogen we dankbaar zijn dat ook Orpheus und Eurydice nu is vastgelegd.
De niet zachtzinnige opera in drie aktes toont een Orpheus wiens liefde voor Euridice in haat verkeert wanneer hij ervaart dat ze in de onderwereld is verleid door koning Hades. Reden genoeg om haar te vermoorden en zelfs als ze hem smeekt om verlossing, volhardt hij in zelfmedelijden. Aan het einde van de opera blijft maar een gelukkige figuur over: Psyche, de zus van Euridice die naar haar geliefde, blinde Amor terugkeert.
De opera mag dan wat lapwerk bevatten, hij fascineert wel, het licht atonale karakter daargelaten. De opname in kwestie ontstond tijdens de viering van Kreneks negentigste verjaardag op het Salzburg Festival 1990.
Euridice krijgt merkbaar de grootste aandacht van de componist en mezzo Dunja Vejzović maakt dat waar met een gave vocale invulling van deze moeilijke rol. Ronald Hamilton is van begin tot eind een geloofwaardige verwijtende Orpheus, Celinda Lindsley een bekoorlijke Psyche. Het is interessant Bo Skovhus in een paar kleinere rollen te horen op deze nuttige cd première.