Künneke: Pianoconcert in As op. 36; Zigeunerweisen; Serenade. Oliver Trendl met het Omroeporkest München o.l.v. Ernst Theis. CPO 555.015-2 (64’23”). 2015
In mijn jeugd was op de radio nog wel regelmatig operettemuziek van de Duitse componist Eduard Künneke (1885-1953) te horen. Na de oorlog was hij kennelijk gauw uit de gratie geraakt. Bij nader inzien best enigszins onterecht.
Künneke schreef namelijk niet alleen een dertigtal operettes waaronder Der Vetter aus Dingsda uit 1921 (Geese, Acanta 43460) en Die lockende Flamme (Falk, Capriccio 10753), maar ook Singspiele, opera’s, orkestsuites als Die Spielzeugschachtel (Smola, Mons Records MR 874415), Tänzerische Suite (Künneke, Dutton CDBP 9787) en Das Blumenwunder, maar ook filmmuziek, liederen, een ouverture en het drietal hier opgenomen werken.
Als leerling van Bruch kende hij het componeervak goed. Voor zijn periode waren z’n werken vaak gedurfd met een subtiele harmoniek en een virtuoos orkestgebruik. Ook stond hij wel bloot aan Amerikaanse invloeden, hoewel deze in het Derde Rijk als blijk van degeneratie werden gezien. Geen wonder dat hij in conflict kwam met het regime, zeker toen hij weigerde om zich te laten scheiden van zijn half-Joodse echtgenote Katarina.
Klassieke en lichte muziek gingen bij hem een redelijk goed huwelijk aan. Het in de hoekdelen energieke, zelfs flamboyante Pianoconcert uit 1935 heeft een al even mooi, verfrissend middendeel en bezit iets net zo origineels als de ook door jazz beïnvloede pianoconcerten van Gershwin en Ravel die ongeveer tezelfdertijd werden geschreven.
De vierdelige Zigeunerweisen en de vijfdelige Serenade zijn werken die rond 1907 aan het eind van zijn studietijd ontstonden en nog enigszins onder de invloed van Brahms en Bruch staan.
Alle waardering voor dit drietal vlotte, stijlechte interpretaties. Goed dat ze aan der vergetelheid zijn ontrukt.