Kodály: Dansen uit Galánta; Danslied ‘Táncnóta’; Marosszék dansen; Gergelyjárdás (Gregoriusdag); Háry Janos suite op. 15; Zie hoe de zigeuners kauwen. Boedapest Festival orkest en kinderkoren Magnificat en Miraculum o.l.v. Iván Fischer. Philips 462.824-2 (66’06”). 1998
Kodály: Háry Janos op. 15; Dansen uit Galánta (2 versies); Pauwvariaties; Psalmus hungaricus; Marosszék dansen. András Molnár (t) met het Hongaars Staatsorkest c.q. Boedapest Festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Challenge 95603 (2 cd’s, 1u. 40’37”). 1990
Allerminst nieuw materiaal van Kodály, maar omdat de Challenge heruitgave de essentie van zijn orkestwerken bevat, is het best nuttig er nog eens de aandacht op te vestigen. Afgaande op andere ervaringen met Fischer is hij de aangewezen man voor dit prachtige repertoire.
Zoals hij in de drie aan de dans gewijde werken laat horen, komen deze niet alleen met dezelfde virtuoze geest tot klinken als bij Fricsay (DG 457.745-2), Dorati (Decca 478.2303) en Ormandy (Sony SK 72627) maar zelfs nog wat enthousiaster en spontaner me mooie rubati.
Na een geweldige niesbui aan het begin worden de mooie melodiebogen van de geestige Háry János gedeelten mooi espressivo cantabile weergegeven. Het strijdtoneel van Napoleon klinkt heel ironisch met kostelijke bijdragen van de trombones; het ‘Intermezzo’ heeft een uitgelaten vaart en de ‘Intocht van de keizer’ maakt een glorieuze indruk met ook nog fijn uitgeweekte details. Leuk dat ook nog vijf verdere miniaturen uit het Singspiel zijn opgenomen. Zowel de humoristische als de poëtische aspecten zijn goed belicht.
De dirigent zelf speelt met Gábor Takács-Nagy solo in ‘De twee zigeuners’.
Ook de Pauwvariaties zijn een en al kleur en vitaliteit. Psalmus hungaricus heeft een bijzondere functie in de muzikale filosofie van de componist, namelijk zijn geloof in de suprematie van de menselijke stem en zijn stellige geloof in het feit dat de muziekcultuur grotendeels afhankelijk is van amateurmusici. In dit werk raakt hij de kern van de geest waaruit Hongaarse muziek voortspruit. Er zijn citaten uit de Hongaarse volksmuziek, maar ook invloeden uit het gregoriaans, Bachs polyfonie en Renaissance harmonie. Nationale trots speelt een wezenlijke rol wanneer de tenorsolist tegen het eind gevoelens van overtuiging en hoop uit.
Mackerras maakte er een mooie opname van (Chandos CHAN 9310), maar Fischer is beslist niet zijn mindere.