Kodály: Concert voor orkest; Bartók: Concert voor orkest Sz. 116, BB. 123. Berlijns omroeporkest o.l.v. Jakub Hrusa. Pentatone PTC 6186-626 (55’30”). 2017
Over de grote productiviteit van Zoltán Kodály kan men zich verbazen. Naast het componeren was hij actief als dirigent etnomusicoloog, pedagoog, taalkundige en filosoof. Niet allen dat, hij heeft op velerlei gebied ook baanbrekend werk verricht. Denk alleen maar eens aanzet samen met zijn vriend Bartók samengestelde omvangrijke, tiendelige naslagwerk over de Hongaarse volksmuziek dat vanaf 1951 verscheen met z’n duizend pagina’s per deel.
Twee jaar eerder dan Bartók (hoewel die het in 1942 geconcipieerde werk pas in 1945 zijn definitieve vorm gaf) voltooide hij in 1940 een kort Concert voor orkest dat hij zelf in 1960 nog opnam met het Boedapest filharmonisch orkest (DG 427.408-2). Het werk is ook eerder een Concerto grosso in barokstijl dan een virtuoos Concert voor orkest.
Beide werken werden op verzoek van Amerikaanse orkesten gecomponeerd, Kodály voor Chicago, Bartók voor Boston. Rafael Frühbeck de Burgos was met het Londens symfonie orkest (Collins 1091) de enige die beide weken in 1990 combineerde, maar leverde slappe vertolkingen. Antal Dorati was een stuk fermer in Kodály, maar alleen verkrijgbaar samen met diens andere orkestwerken (Decca 478.2303).
Bij Bartóks Concert voor orkest is het aantal opnamen veel groter, maar ook moeilijker om het tegen de mooiste van Fischer (Philips 476.7255), Reiner (RCA 82876-61390-2, 09026-61504-2) en Solti (Decca 475.7711) op te nemen. Dat lukt Hrusa ook niet helemaal, maar hij levert wel gedegen werk af, heeft het voordeel van de momenteel enige goede combinatie van dit tweetal Concerten en profiteert van een heel hoogwaardige geluidskwaliteit.