Kapoestin: Pianoconcert nr. 4 op. 56; Dubbelconcert voor viool, piano en orkest op. 105; Kamersymfonie op. 57. Frank Duprée (piano) en Rosanne Philippens (v), Meinhard Jenne (slagw) met het Württembergs kamerorkest o.l.v. Case Scaglione en Frank Duprée. Capriccio C 5437 (64’00”). 2020
Er is vrij plotseling na zijn dood de nodige belangstelling ontstaan voor de Oekraïnse componist Nikolai Kapoestin (1937-2020) die wel de Russische Gershwin is genoemd. De details van zijn leven zijn bondig samen te vatten: hij werd in Gorlovka geboren, studeerde als pianist af bij Alexander Goldenweiser in Moskou in 1961. Zijn opleiding was traditioneel met de nadruk op virtuoos Russisch pianorepertoire. Laat in de jaren vijftig begon hij zich voor jazz te interesseren, vormde hij een kwintet en speelde hij in de band van Juri Sauslsky en daarna in de band van Oleg Lundtrem.
Later leefde hij teruggetrokken met zijn vrouw in Moskou en wijdde hij zich vrijwel geheel aan compositie. Zijn muziekstijl is een ‘crossover’ met zijn wortels in de late twintigste eeuw en zijn pianowerken dragen in al hun complexiteit en subtiliteit vanzelfsprekend jazzsporen. Maar niet in overdreven mate, want zelf zegt hij daarover: ‘Ik was nooit een jazzmusicus, maar jazz was een middel om te componeren. Mijn improvisaties zijn uitgeschreven.’
Het Pianoconcert nr. 4 is uit 1989, het Dubbelconcert uit 2002 en de Kamersymfonie uit 1990. Muziek die het de luisteraar niet zo moeilijk maakt en die is geschreven naar het motto: ‘Ons leven is als een jazzimprovisatie en moet altijd spontaan zijn, altijd van het moment zelf en vrij’.
Het is precies in deze geest dat Frank Duprée, de verassend aanwezige Rosanne Philippens en slagwerker Meinhard Jenne dit drietal werken uitvoeren.