CD Recensies

KRAUS: ALTVIOOLCONCERTEN, CONCERTANTE SYMFONIE

 

Kraus: Altvioolconcerten in C VB 153b en in Es VB 153c; Dubbelconcert voor altviool, cello en orkest in G VB 153a. David Aaron Carpenter (va) en Riitta Pesola (vc) met Tapiola Sinfonietta o.l.v. Janne Nisonen. Ondine ODE 1193-2 (61’52”). 2011

 

Wat geweldig dat nog steeds zoveel waardevols op muziekgebied te ontdekken valt. Neem de in Duitsland geboren, vanuit Zweden opererende componist Joseph Martin Kraus (1756-1792), een exacte tijdgenoot van Mozart en wat breder beschouwd van Haydn. Haydn bestempelde hen als de enige muzikale genieën uit zijn tijd. Natuurlijk moet zo’n uitspraak worden gerelativeerd, maar toch.

Terecht is Kraus wel de ’Zweedse Mozart’ genoemd. Wie eerder op avontuurlijke speurtocht ging kon wel opnamen van zijn talloze symfonieën vinden, gespeeld door het Zweeds kamerorkest op Naxos 8.553734, 8.555305, 8.554472, 8.554777, 8.555305 en een enkele Orfeo opname, o.a. met een Vioolconcert in C (C 24921 A), een Requiem (Hungaroton HCD 31782) en de toneelmuziek bij Olympia (Naxos 8.553734), maar Kraus bleef feitelijk een grote onbekende. Hij was werkzaam aan het Zweedse hof van koning Gustaaf III en droeg een van zijn symfonieën op aan Haydn.

Het zal dan ook niet verwonderen dat het bij deze nieuwe uitgave gaat om fonografische premières. Sterker nog: de gepresenteerde werken zijn pas in 2010 als origineel teruggevonden. Aanvankelijk waren ze toegeschreven aan  Roman Hoffstetter

Tot op zekere hoogte blijkt Kraus zelfs met virtuoze, vernieuwende en onverwachte passages iets heel eigens, waardevols te tonen. Zijn muziek is melodieus, heel effectief en vergt van de solist grote wendbaarheid en virtuositeit. Geen wonder want Kraus moet zelf een uitstekende altviolist zijn geweest.

Altviolisten zijn eigenlijk maar karig bedeeld met concertante literatuur uit het classicisme en de rococo, maar hier is iets van hun gading.

Het dubbelconcert overtreft zelfs inhoudelijk de soloconcerten nog enigszins. Grappig: het orkest heult vooral met de cello en samen ‘steunen’ ze de altviool. Dat orkest bestaat gangbaar uit strijkers, fluiten en klarinetten. Het werk bevat een heel mooie cadens.

De Amerikaanse altist David Aaron Carpenter die in 2010 een Avery Fisher beurs kreeg en in 2011 de Leonard Bernstein award won weet uitstekend raad met alle virtuoze en expressieve kanten van deze muziek die hij met een passend lichte toets voordraagt en vindt in Pesola een partner van gelijk niveau. 

Misschien loont het de moeite om ook ‘ns kennis te nemen van een eerdere cd van Carpenter (Ondine ODE 1153-2) met het altvioolconcert van Schnittke en de bewerking van Elgars celloconcert door Lion Tertis/Carpenter.