Kagel: 1898; Music for renaissance instruments. Collegium musicale o.l.v. Maurizio Kagel. DG 459.570-2 (74’). 1973, 1967
1898 was een opdrachtwerk van DG om het honderdjarig bestaan van de grammofoonplaat luister bij te zetten. Het gaat hierbij weer eens om een typische Kagel inversie om het doordringende, krasse geluid van de eerste grammofoonplaten terug te roepen. Het werk weerspiegelt meteen ook een negentiende eeuwse cultuur waarin men volgens de componist ‘de tonaliteit inademde en de atonaliteit uitademde’. Het hele werk is opgezet als een soort tweestemmige Invention.
De vertolkers hebben twee notenbalken en verdubbelen de stemmen tijdens de repetitie. Dan draven 22 kinderen tussen 11-13 jaar van de Hauptschule Peter-Griess-Straße uit Keulen op om onvoorbereid wat te improviseren wat soms tot nogal wreed klinkend gelach leidt. Vier strijkinstrumenten van stro die speciaal voor deze gelegenheid zijn ontwikkeld en die attributen van zowel strijk- als blaasinstrumenten combineren dragen op bizarre manier ook aan de feestvreugde bij die in twee delen zo’n 25 minuten duurt totdat de symbolische plaat blijft steken. Georganiseerde ongeorganiseerde muziek, knap gespeeld en gezongen met een heel belangrijk aandeel van slagwerker Christoph Caskel.
In de Music for renaissance instruments (1965/6) is het woord aan een groot ensemble dat bestaat uit kromhoorns, bombardons, renaissance trombones, viola da gamba’s en een schor orgelpositief. Het stuk is volgens de componist ‘doordrongen van de adem uit het verleden’ terwijl het tegelijkertijd de taboes uit die tijd doorbreekt. Het is beslist de grote gave van Kagel dat hij nooit bevreesd is om te ‘inhaleren’, gelukkig doen de uitvoerenden dat met veel gevoel met hem.