Kaipainen: Symfonie nr. 3 op. 72; Fagotconcert op. 74. Otto Virtainen met het Tampere filharmonisch orkest o.l.v. Hannnu Lintu. Ondine ODE 1089-2 (73’49”). 2006
Kaipainen: Hoornconcert op. 61; Celloconcert nr. 1 op. 85. Esa Tapani (hn), Marko Ylönen (vc) met het Fins omroeporkest o.l.v. Hannu Lintu. Ondine ODE 1062-2 (64’43”). 2005
Interessant zoals de Finse componist Jouni Kaipainen (1956) vanuit twee heel contrasterende muziekstijlen – de Sibeliustraditie aan de ene kant, dodecafonie aan de andere – werd gevoed. Gelukkig is zijn stijl met de jaren melodieuzer en dus toegankelijker geworden.
Dit tweetal cd’s biedt daar mooie voorbeelden van. De uit 2003 daterende Symfonie heeft een vrij normale driedelige structuur, is erg bondig maar toch zeer episch en tamelijk fel van aard met gelukkig wat rustpunten. Mooi zijn de diverse soli die uit het orkest voortkomen, vooral de fagot heeft daar een groot aandeel in.
Logisch dus dat de symfonie wordt gevolgd door het Fagotconcert uit 2005. Een ditmaal verrassend onconventioneel vierdelig stuk waarin het scherzo is gebaseerd op een kinderspelletje waarin de piccolo met de fagot danst. De presto finale vormt een heel capricieus levendig besluit.
Gematigd, voor zijn doen vrij conventioneel klinkt het Hoornconcert (2001) met de gebruikelijke cadens aan het eind van het eerste deel en een fraai heel sereen larghetto. In de finale wordt de nodige virtuositeit verlangd.
Uit 2002 stamt het Celloconcert nr. 1, dat bij benadering iets van Dvoraks herfsttinten en van Hindemiths neobarokke levendigheid bezit. Het ruim een kwartier lange eerste deel begint met een andante febbrile en wordt gevolgd door een allegro con brio. Het largo heeft een brugfunctie naar een briljant allegretto. De heel toegewijde en goed verzorgde vertolkingen laten haast geen wens onvervuld.