Keiser: Brockes Passion. Nancy Argenta (s), Dorothee Mields (s), Adrian Thomson(evangelist), Mark Pasmore (t), Klaus Mertens (bs), Jasper Schweppe (b) met het Groot omroepkoor en het Radio Kamerorkest o.l.v. Kenneth Montgomery. CPO 999.852-2 (2 cd’s, 1u. 51’55”). 2000
Keiser: Brockes Passion. Zsusi Tóth (dochter Zion), Jan van Elsacker (evangelist), Peter Kooij (Jezus), Vox Luminis, Les Muffati o.l.v. Peter van Heygen. Ramée RAM 1303 (2 cd’s, 1u. 59’40”). 2013
Barthold Heinrich Brockes (1680-1747) schreef onder de titel Der für die Sunde der Welt gemartete und sterbende Jesus in 1712 een dichterlijke bewerking van het lijdensverhaal van Christus dat meteen als eerste door Reinhard Keiser in Hamburg op muziek werd gezet. Later volgden Händel en Telemann (1716), Mattheson (1718), Fasch (1723), Stölzel (1725), Bachofen (1759). Met de Johannes Passion BWV 245 van J.S. Bach was in 1724 het culminatiepunt bereikt.
De bezetting: 2 sopranen, 6 tenoren, 6 bassen, 4-stemmig koor en persoonlijke rollen zijn weggelegd voor de evangelist (tenor), Jezus (bas), dochter van Zion (sopraan), Maria (sopraan), Petrus (tenor), Judas (tenor) Trouwe zielen (2 tenoren, bas), Judas (tenor), Jacob (tenor), soldaat (tenor), Johannes (bas), Pilatus (bas), Caiphas (bas) en een Centurion (bas).
Helemaal verloochende Keiser zijn rol als operacomponist niet in dit oratorium. Zoals gebruikelijk vertelt de evangelist het aan verschillende bijbelhoofdstukken ontleende verhaal. Veel commentaar is toevertrouwd aan de dochter van Zion die het lijden van Christus gebruikt om te onderstrepen dat deze zeer aan de mensheid was gehecht. Het koor neemt de rol op zich van de Christelijke gelovigen en de Joodse menigte.
Keiser voelde goed aan wat de Lutherse kerkgemeente van hem in dit contemplatieve drama verwachtte.
Twee cd opnamen zijn van dit werk beschikbaar, bij de eerste gaat het om een zaalopname uit Vredenburg Leidse Rijn waarin nauwelijks rekening is gehouden met de eisen van de historiserende muziekpraktijk maar die desondanks best verdienstelijk is. Op welke uitgave de uitvoering is gebaseerd, blijft onduidelijk. Alleen schijnt de CPO opname te zijn ingetrokken ten gevolge van een juridische strijd om de rechten.
Duidelijk over de herkomst is de recente Ramée uitgave wel. Omdat de oorspronkelijke partuur verloren ging, heeft men aan de hand van de losse partijen uit 1721 die in Kopenhagen zijn teruggevonden een verantwoord geheel samengesteld.
Qua bezetting wordt hier ook wel rekening gehouden met de nieuwste inzichten van de uitvoeringspraktijk: zo minimalistisch mogelijk dus. Dat heeft het voordeel van een grote transparantie en uitgesproken duidelijke detaillering. Het geringe, aanvaardbare nadeel is wel dat de mede uit het koor gelichte solisten in de kleine rollen minder dan gewoonlijk een eigen stemkleur hebben.
Voor de rest zorgt het hechte, kleine ensemble voor een mooi volledige expressie van de retorische aspecten uit het werk. Het koor onderscheidt zich heel positief. Geen wonder want Vox Luminis won in 2012 al prijzen met de opname van Schütz’ Musicalische Exequien (Ricercar RIC 311).