Liszt: Liedbewerkingen van Schubert: Ellens Gesang ‘Ave Maria’ S. 558/12; ‘Gute Nacht’ uit Winterreise S. 561/1; ‘Des Mädchens Klage’ S. 563/2; ‘Erlkönig’ S.558/4; ‘Der Müller und der Bach S. 565/2; Ballade in b S.171, R. 16; Danza sacra et duetto finale d’après Aida de Verdi S. 436; Rondeau fantastique sur un thème espagnol El contrabandista S. 252; Hongaarse rapsodie nr. 12 in cis S. 244. Valentina Lisitsa. Decca 478.535-2 (76’00”). 2011
Het Rondeau fantastique uit 1837 is een parafrase op een nummer uit een zarzuela van Manuel Garcia en wordt beschouwd als een van de indrukwekkendste en lastigste stukken uit Liszts vroege rijpe jaren, door de componist bedoeld als een spectaculaire toegift. Veel pianisten deinen terug voor dit werk, dat Leslie Howard moedig in deel 45 van zijn volledige opname van de complete werken van Liszt vastlegde (Hyperion CDA 67145).
Valentina Lisitsa, al lang het stadium van de YouTube virtuoos voorbij, speelt het 11’14” durende stuk met een haast ongelooflijk onstuimige aplomb en struikelt niet over de ritmische complexiteit.
In het algemeen bevestigt dit recital Lisitsa’s reputatie als uitgesproken persoonlijk, duidelijk op maximale expressie gerichte pianiste. Haar technische beheersing is enorm en wat de uitdrukkingskracht betreft gaat het van heel introvert tot uiterst extravert. Gelukkig weet ze de muziek meestal ook helder te houden en laat ze de vleugel verleidelijk kleurig klinken. Nogal vulkanische erupties worden afgewisseld door momenten van spinragachtige verfijning.
Van de vijf liedbewerkingen van Schubert slaagde vanwege de inherente dramatiek Erlkönig, wel wat snel genomen, het beste. Des Mädchens Klage geeft ze een tragisch lyrisch karakter mee; Der Müller und der Bach heeft het karakter van een nocturne in parlando stijl. Mooi is hier vooral ook haar legato. De duistere angst die achter Gute Nacht schuilgaat, wordt mooi geuit.
De Aida potpourri behoort niet tot Liszts beste werken, maar Lisitsa maakt ervan wat ervan te maken is.
Mooi lyrisch is de sfeer in de Ballade ondanks het feit dat de pianiste de vleugel soms laat brullen als een leeuw. Of dat gerechtvaardigd is, staat open voor discussie. Jammer is in ieder geval dat ze hier de juiste notenwaarden misacht, beide handen niet volmaakt synchroniseert en tegen het slot acht maten coupeert. Daardoor is dit het zwakste nummer uit een verder heel imposant recital.
In de twaalfde Hongaarse rapsodie wordt met veel kracht weergegeven met een goed gemaakt verschil tussen de acht motieven en vage herinneringen aan het geluid van een cimbalom.