CD Recensies

LISZT: ORKEST- EN ORGELWERKEN, HASELBÖCK

Liszt: Cantico di San Francisco S. 499; Ave Maria Stella S. 506; Ave Maria S. 681 en S. 341; Psalm 129 ‘De profundis’ S. 16 nr. 1, R. 492; Rheinberger: ‘Sehet, welche Liebe’; ‘Ich bin des Herrn’; ‘Wenn alle untreu werden’; Wolf: ‘Schlafendes Jesukind’; ‘Karwoche’; ‘Gebet’ uit Mörike liederen; Reger: ‘Ich sehe dich in tausend Bildern’ op. 105/1; ‘Meine Seele ist still zu Gott’ op. 105/2; ‘Wohl denen, die ohne Tadeln leben’. Bernd Weikl (b) en Martin Haselböck (org). Capriccio CD 10092 (53’06”). 1992 

 

Liszt: Les préludes S. 97; Orpheus S. 98; Ce qu’on entend sur la montagne S. 95. Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Membran 60246 (56’34”). 2011

 

Liszt: Hongaarse rapsodieën S. 359 nr.1-6. Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. CPO 777.797-2 (70’24”). 2012

 

Liszt: Fantasie en fuga voor orgel en orkest ‘Ad nos, ad salutarem undam’ (bew); Variaties over ‘Weinen, klagen, Sorgen, Zagen’ van Bach (bew); Orpheus S. 672a; Preludium en fuga over BACH S. 260, R. 381. Christian Schmitt (org) met het Omroeporkest Saarbrücken o.l.v. Martin Haselböck. CPO 777.472-2 (69’58”). 2012

 

Liszt: Fantasie en fuga ‘Ad nos, ad salutarem undam’; Variaties over ‘Weinen, klagen, Sorgen, Zagen’ van Bach; Oraison S. 268/2; Preludium en fuga over BACH S. 260, R. 381, Martin Haselböck. Orfeo C 125901 A (67’16”). 1983

 

Schubert/Liszt: Marche caractéristique D. 886, op. 121/1; Grande marche in Es op. 40/5, D. 819; Divertissement à la hongoise D. 818; Wandererfantasie in C op. 15., D. 760; Liszt: Odes funèbres S. 112, R. 429 nr. 1-3; Vexilla regis prodeunt S. 185 (bew). Gottlieb Wallisch (p) met het Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Alpha 471 (77’54”). 2014 

 

Voordat men aan dit cd sextet begint, is het wellicht nuttig om het voortreffelijke The Weimar years van Alan Walker te lezen over de jaren tussen 1848 en 1861 toen Liszt als componist/dirigent aan het beroemde orkest in die stad was verbonden.

In en rond die tijd schreef hij zijn dertien symfonische gedichten en orkestreerde hij de vier marsen van Schubert, maar ontstonden ook de georkestreerde Hongaarse rapsodieën nr. 2, 5, 6, 9, 12 en 14, het nog ongepubliceerde Vexilla regis prodeunt uit 1864 dat vijftien jaar later in Via crucis terugkeert en de drie Odes funèbres die eerder net wat beter door Volkov (Hyperion CDA 67856) werden opgenomen. 

Hoe goed het orkest van Liszt in Weimar was zullen we nooit precies weten. Of zijn orkestwerken uit die tijd veel winnen bij een poging tot historisering van organist/dirigent Martin Haselböck die veelal onder de titel The sound of Weimar op verschillende labels werken van Liszt uit die periode opnam evenmin.

Met uitzondering van Anima Aeterna (Zig-Zag Territoires ZZT 04110-2 met Totentanz, de Hongaarse rapsodieën nr. 1 en 3, Les Préludes, Von der Wiege bis zum Grabe en Mazeppa, van Les siècles (Actes Sud Musicales ASM 07) met de Dante symfonie en Orpheus plus Le cercle de l’harmonie (Naïve Ambroisie AM 207) met het eerste pianoconcert heeft niemand anders nog een poging in die richting gedaan.

Haselböck en zijn Weense ensemble vervolgen trouwens nog minstens met de Dante symfonie en de rest van de symfonische gedichten, die eerder wel door Haitink (Philips 438.761-2) en Masur (EMI 574.521-1) zijn opgenomen.

In de tot pianoconcert uitgegroeide bewerking van Schuberts Wandererfantaie bespeelt bespeelt Gottlieb Wallisch een Julius Streicher vleugel uit 1851, maar de vettige orkestratie biedt weinig vreugde.

De algemene indruk van Haselböcks bijdragen is goed, maar niet geweldig. Ze kunnen dienen, maar het wachten is op beter. De andere genoemde opnamen scoren hoger en dat geldt ook voor de orgelwerken, waarvoor men bijvoorbeeld kan uitwijken naar Andreas Rothkopf op het Sauer orgel van de St. Petri in Bremen (Naxos 8.554544 en 8.555079) voor een nog mooier en completer beeld van de orgelwerken.