Leclair: Vioolsonates op. 1 nr. 1-4. Adrian Butterfield (v), Alison McGilavry (vdg), Laurence Cummings (kl). Naxos 8.570888 (64’15”). 2008
Leclair: Vioolsonates op. 1 nr. 5-8. Adrian Butterfield (v), Alison McGilavry (vdg), Laurence Cummings (kl). Naxos 8.5700889 (55’14”). 2008
Leclair: Vioolsonates op. 1/1 in a, op. 1/3 in a, 1/8 in G en op. 1/9 in A. François Fernandez (v), Philippe Pierlot (vdg), Pierre Hantaï (kl). Auvidis E 8662 (63’25”). 1995
De vioolsonates op.1 van Leclair werden direct na hun publicatie in 1723 zo populair dat ze snel moesten worden heruitgegeven. Leclair studeerde in Turijn en stond sterk onder de invloed van Corelli. Vandaar dat we hier veel van diens stijl terughoren, weliswaar met een Frans elegant accent en de nadruk op zangerigheid.
Afgezien van de driedelige sonate nr. 5 en het extra menuet in nr. 4 zijn deze werken in sonata della chiesa vorm gegoten. Deels bestaan deze werken ook als fluitsonate.
Hoewel de violist hier aan zware technische eisen moet voldoen, ging het de componist helemaal niet om virtuoos vertoon en veroordeelde hij violisten die de muziek trivialiseerden door in de snelle delen al te snel te zijn. Net als Couperin stond Leclair er ook op dat zijn muziek niet nodeloos met eigen versieringen van de uitvoerenden werd opgezadeld.Alleen een deeltje als het adagio van nr. 3 vraagt daar mogelijk om. Nee, inderdaad is ‘le beau chant’, expressief cantabile van wezenlijker betekenis.
Dat blijkt mooi in de eerste delen van de sonates 1, 8 en 9. Hoogtepunten zijn wel het § uit nr. 3 en de giga uit nr. 1. Zelf was Leclair blijkbaar erg ingenomen met de rondo vorm, liefst met veel herhalingen. Er is ook een kostelijke musette. De sarabande uit nr. 9 bestaat uit een reeks variaties.
De centraal staande violisten Butterfield en Fernandez trekken alle aandacht met levendig, spiritueel spel, resulteren in dartele, fijnzinnige snelle delen en gracieuze langzame delen. Hun begeleiders doen nader recht aan Leclairs aantrekkelijke inventiviteit.