CD Recensies

LECAIR: SCYLLA ET GLAUCUS, GARDINER, D'HÉRIN

Leclair: Scylla et Glaucus. Donna Brown (s., Scylla), Howard Crook (t., Glaucus), Rachel Yakar (s., Circe), Catherine Dubosc (s., Dorine), Françoise Golfier (s., L’amour), Agnès Mellon (s., Vénus) René Schirrer (b., Licas) en Elisabeth Vidal (s., Temire) met het Monteverdikoor en de English baroque soloists o.l.v. John Eliot Gardiner. Erato ECD 75339, 2292-45277-2 (3 cd’s, 2 u. 50’). 1986

 

Leclair: Scylla et Glaucus. Emöke Barath (s., Scylla, Anders J. Dahlin (t., Glaucus), Caroline Mutel (s., Circe), Virginie Pochon (s., Dorine, Venus), Marie Lenormand (ms., L’amour, Temire), Frédéric Caton (b., Licas) e.a.  met Les nouveaux caractères o.l.v. Sébastien d’Hérin. Alpha   (3 cd’s, 2u. 39’48”). 2015

 

Dmitri Smirnov schreef in 1997 als zijn opus 104 Between Scylla and Charybdis, een tien  minuten durend stuk voor strijkorkest dat ooit op het programma van Nieuw Sinfonietta stond. Maar in de enige opera van Jean-Marie Leclair gaat het niet om Homerus die Odysseus blootstelt aan de risico’s van een scheepstocht tussen twee rotsen, de ene bewoond door Scylla, het zeskoppige monster dat zeelui snapt als ze dicht in de buurt komen en Charybdis die draaikolken maakt waarin ze eveneens ondergaan; tot een opera heeft dit gegeven niet geleid. 

Nee, Leclair baseerde zich via het libretto van d’Ambaret  op de delen 10, 13 en 14 uit Ovidius’ Metamorfosen. De proloog van Leclairs tragédie en musique vindt plaats in de tempel van Venus waar de godin een stel maagden in steen veranderd omdat ze haar goddelijkheid niet erkennen. Dit is een waarschuwing vooraf om aan te geven dat de opera in tegenstelling tot de meeste andere uit de achttiende eeuw geen happy end heeft. Maar in die proloog wordt meteen ook eer betuigd aan dauphin Lodewijk XV

De opera zelf verhaalt over de rivaliteit tussen de nimf Scylla en de tovenares Circé die beiden strijden nom de liefde te winnen van zeegod Glaucus. Het is Circé die in dit geval Scylla noodlottig wordt. In wezen is Scylla nogal onverschillig wat de lefde aangaat. Ze wijst ondanks aanmoedigingen van het koor een herder en een bosbewoner af en ze wordt boos als Glaucus een poging waagt en Circé om hulp vraagt. Circé op haar beurt is verbaasd, tracht hem te bekoren en zweet wraak als hij aan haar ontsnapt. Scylla besluit tenslotte dat ze toch best van Glaucus houdt, maar ze wordt vergiftigd door de meedogenloze Circé. Die strijd eindigt dus tragisch wanneer Scylla door Glaucus tot waanzin wordt gedreven en vervolgens versteent waarna ze eeuwig als dreiging voor de zeelui op een rots in de Straat van Messina staat. 

Leclair volgde voor dit werk het model van Lully, maar verwerkte ook invloeden van Rameau en zelfs Italiaanse door Leclairs studie in Italië. Het ging 4 oktober 1746 in de Parijse Opéra in première, beleefde achttien opvoeringen en raakte daarna in de vergetelheid totdat John Eliot Gardiner voor een geslaagde wedergeboorte zorgde.

Opvallend aan het werk is, dat niet zozeer Scylla, maar Circé als karakter is uitgewerkt, hoe mooi de aria’s van Scylla ook zijn. Circé heeft de kleurigste rol en de potentie van haar magie komt in de muziek uit de vierde akte goed naar voren. Bij Gardiner blinkt Rachel Yakar uit in deze rol. Ook de verdere bezetting is goed met Donna Brown als warm getimbreerde Scylla en Howard Crook die als Glaucus de hoge tessitura goed aan kan. Zo ontstond een voor die tijd heel goede opname.

Dat echter in twintig jaar aanmerkelijke vorderingen zijn gemaakt op het terrein van authentieke uitvoeringskunst, toont het in 2006 in Lyon opgerichte ensemble Les nouveaux caractères onder Sébastien d‘Hérin aan. Prachtig wat deze mensen op enthousiaste en geacheveerde manier laten horen.

Emöke Barath geeft heel goed gestalte aan zowel de uitdagende als de tere kanten van Scylla en Anders J. Dahlin toont hoe vertrouwd hij is met dit idioom, Ook hoe Caroline Mutel raad weet met de helse goden is zeer het aanhoren waard. 

Omdat het betere de vijand van het goede is, krijgt de Alpha uitgave nu een eerste plaats.