Liszt: Faust symphonie, Eine S. 108. Steve Davislim met het Sine Nomine koor en het Weens Akademie orkest o.l.v. Martin Haselböck. Alpha ALPHA 475 (68’20”). 2016
Liszt bewonderde de Faustiaanse inspanningen van Berlioz en Wagner. Nadat hij zich in Weimar had gevestigd (vele jaren ook de woonplaats van Goethe, de auteur van de literaire inspiratiebron), schreef hij zijn eigen Faustssymfonie.
Liszt beschouwde zichzelf als een samensmelting van Faust en Mefistofeles – een cynische maar authentieke dwalende geest. De symfonie, Liszts orkestrale meesterwerk, duurt langer dan een uur. Het werk heeft drie delen, karakterportretten van de zoekende, vurige Faust, de bedeesde, aanbeden Gretchen en de sardonische Mefistofeles.
De thema’s van deze personen worden in de loop van het werk getransformeerd. De symfonie bevat bovendien enkele dramatische gebeurtenissen uit Goethes versie van de legende.
De Faustsymfonie is sinds de tweede helft van de negentiende eeuw weliswaar vaak uitgevoerd, maar die populariteit heeft een prijs: het werk zit de tenorsolist, het koor en het orkest van dienst niet echt in het bloed. Het werk vergt vaardigheden van hen waarin de meeste niet uitblinken.
Er bestaan inmiddels zo’n dertig opnamen van het werk op cd en dvd. Deze nieuwe van Martin Haselböck blijkt tot de goede middelmaat te behoren. Van voordeel is dat zijn orkest ‘oude instrumenten’ toepast met strijkers die minimum vibrato gebruiken. Dat heeft in sommige passages zeker voordeel; ze klinken dan transparanter en het deel Gretchen wordt er kuiser van.
Maar elders is er ook een gemis aan elementaire kleur en kracht, aan persoonlijkheid en op de kwaadaardige momenten worden we wat in de steek gelaten. De klankwereld van Liszt is veelomvattender dan Haselböck ons toont. Aan de goed zingende Steve Davislim en het betrouwbare koor ligt het niet, maar uiteindelijk tonen Leonard Bernstein (DG 447.449-2, dvd Euro Arts 207207-8) en Iván Fischer (Philips 454.460-2) overtuigender aan waarom het muzikaal gaat. De uitdaging van de muziek ligt in het bereiken van een goed evenwicht tussen levendige karaktertekening en een niet aflatende puls.
Bernstein en Fischer zijn de tot nu toe enigen die aantonen dat de eerstgenoemde kwaliteit kan uitbreiden en zelfs verbeteren.