CD Recensies

LULLY: PROSPERINE

Lully: Prosperine. Salomé Haller (s., Prosperine), Bénédicte Tauran (s., La paix), Stéphanie d’Oustrac (ms., Cérès), Hjördis Thébault (s., la victoire), Blandine Staskiewicz (ms., Aréthuse, Cyané), Cyril Auvité (t., Aphée), Nicolas Geslot (t., Mercure), Joao Fernandes (bs., Pluto) e.a. met Le concert spiritual o.l.v. Hervé Niquet. Glossa GES 921615, 2u. 32’20”). 2007

 

De figuur Prosperina kennen we in diverse gedaanten. Het eerst komen we haar tegen als de Griekse Persefone die in de mythologie de dochter was van Demeter en Zeus, door Hades werd geschaakt en naast hem heerseres werd over de onderwereld. Demeter wist ervoor te zorgen dat ze jaarlijks een poosje op aarde kon terugkeren, later is zij ook de Romeinse godin (van de plantengroei) geworden. 

Het was echter het verhaal over de ontvoering van Prosperine door Pluto met zijdelings de intriges over de liefde van Cérès voor Jupiter en die van Alphée en Aréthuse dat in 1680 Lully inspireerde tot zijn Prosperine op een libretto van Philippe Quinault. Het werk omvat vijf aktes, voorafgegaan door een proloog en gaat wat dat betreft terug tot Ovidius.

Kern van de geschiedenis is de ontvoering van Prosperina door Pluto en het compromis dat wordt gesloten en waarbij ze een half jaar bovenaards mag toeven, beurtelings in gezelschap van Pluto en Cres.

Onderweg in het werk komen we heel wat minnaars tegen: Ceres, Jupiter, Pluto Alpheus en Arethusa als om te illustreren dat niets menselijks hen vreemd is.

De metaforische hulpmiddelen – hemel, hel, aarde, vrede, overwinning – zorgen voor meer spektakel, geheel naar de conventies aan het hof van Lodewijk XIV. Ook nu nog valt daar erg van te genieten, zeker wanneer sprake kis van een aardbeving en een vulkaanuitbarsting, van grotten die in binnenplaatsen veranderen en reizen naar de onderwereld.

Veel komt aan op de solisten en het koor. Gelukkig is daar heel goed in voorzien, met glansrollen voor Salomé Haller's als Proserpina en Joao Fernandes als Pluto. Ze zingen teer zowel als krachtig in de juiste dosering en worden gesteund door alle kleinere rollen. Hoogtepunten zijn ‘Vaine Fierté, foible Rigueur’ en ‘Amants qui n'êtes point jaloux’. Elders komen ook versluierde gevoelens mooi tot uiting en Prosperine blijkt enig pathos niet te misstaan.

Ook bij de inbreng van koor en orkest doet niets oppervlakkig aan. De toets is meest licht en de vaart wordt erin gehouden.

De opname werd in twee etappes gemaakt: de opera zelf in 2006 in het theater in Versailles, de proloog een jaar later in het theater in Poissy. Een merkwaardigheid is wel dat het geluid op het eind van de eerste cd langzaam wegsterft aan het eind van een ritornello.