Lully: Phaëton LWV. 61. Emiliano Gonzalez Toro (Phaéton), Ingrid Perruche (Clymène), Isabelle Druet (Théone, Astrée), Gaëlle Arquez (Libye), Andrew Foster-Williams (Epaphus) e.a. met het Namens kamerkoor en Les talens lyriques o.l.v. Christophe Rousset. Aparté AP 061 (2 cd’s, 2u. 33’12”). 2012
Lully: Phaëton LWV. 61. Howard Crook (Phaéton), Rachel Yakar (Clymène), Jennifer Smith (Théone), Véronique Gens (Libye), Gérard Theruel (Epaphus, Trito le soleil), Philippe Huttenlocher (Mérops) e.a. met het Vocaal ensemble Sagiitarius en Les musiciens du Louvre o.l.v. Marc Minkowski. Erato 4509-91737-2 (2 cd’s, 2u. 24’16”). 1993
De opera Phaéton (ook wel Phaëton genaamd) heeft iets raadselachtigs. Het erk had zijn eerste opvoering in januari 1683 in Versailles maar bleek zo populair dat het in april ook in Parijs aan de beurt was en de bijnaam ‘de volksopera’ kreeg. Merkwaardig voor een compositie die gewoonlijk exclusief een voorrecht van het hof was. Het libretto van Quinault is weer ontleend aan Ovidius Metamorfosen.
Het gegeven, kritiek in bedekte termen op de aristocratische arrogantie en de monarchale grootmoedigheid zal daar vast mee te maken hebben. Phaéton, zoon van de zonnegod - in de opera eenvoudig Le soleil genoemd - dwingt zijn vader om een eed af te leggen die hem in staat stelt om alles wat hij maar wenst te verkrijgen. Als dat eenmaal is toegestaan, vraagt hij om het recht om met zijn vaders triomfwagen door de hemelen te mogen rijden. Dat heeft catastrofale gevolgen omdat hij de zon te dicht nadert.
Hoe briljant de opera ook is, hij kent wel wat fouten. Het is ongebruikelijk voor Lully, maar het werk is nogal onsamenhangend. De door zijn bedilzuchtige moeder Clymène gevoede ambities van Phaéton beginnen ermee dat hij zijn geliefde Théone dumpt en ten gunste van een de dynastie reddend huwelijk inruilt tegen Libye, waarmee hij haar relatie met Epaphus, zoon van Jupiter, ten einde brengt in een ingewikkeld erotisch-emotioneel conflict dat onvoldoende wordt verklaard en dat de luisteraar aan het eind uit het zicht is verloren.
Bovendien schiet Lully’s muzikale verbeelding te kort om die laatste destructieve rit met de triomfwagen overtuigend gestalte te geven. Hoewel we elders passages tegenkomen die tot het beste behoren wat de componist ooit schreef. Daarbij gaat het vooral om de uitgebreide chaconne waarmee de tweede akte wordt afgesloten en de adembenemende schildering van Le Soleils koninkrijk waarmee de vierde akte begint. Verder bieden de koren en de dansen kostelijke muziek.
Lodewijk XIV was de zonnekoning voor wie het werk bedoeld was. Hij krijgt in de proloog als ‘le plus grand des héros’ pluimstrijkende lof toegezwaaid.
Van deze opera bestaan twee opnamen die om de eer strijden.
Rousset zorgt voor veel energie en glans en beschikt over uitstekende zangers. Phaéton en Le Soleil zijn haute contre tenoren (Emiliano Gonzalez Toro en Cyril Auvity) zijn uitstekend waarbij de zoon net vergeefs tracht om met evenveel gemak de vocale stratosfeer van zijn vader te bereiken. Isabelle Druet is een tragische maar tere en lyrische Théone, het primaire doelwit van Lully’s sympathie en Ingrid Perruche de diva-achtige, luisterrijke, zichzelf dramatiserende Clymène. Gaëlle Arquez als Libya beschikt over een loom, prachtig stemgeluid dat precies past bij haar rol. Probeer haar eerste aria maar.
Met zijn viriele bariton is Andrew Foster-Williams heel geschikt als Epaphus. De enige die wat tegenvalt is Cyril Auvity. Ook de kleinere rollen, die meest hemels of allegorisch zijn, zijn goed bezet.
De eerdere opname van Minkowski heeft een wat dramatischer gehalte, beschikt ook over zeer goede zangers, maar heeft wel een coupure in het derde tafereel van de tweede akte.